Waar vinden wij nu inhoud in het leven?
De kinders buiten, liefde—in elkaar?
In hoe je leert om om elkaar te geven
En dan te trouwen na het zesde jaar?
Het valt er mettertijd vast uit te zeven,
Omstreeks, gegokt—je tachtigste, want klaar
Met denken, weten, jammeren & beven—
Dan wil men bijbels noch een rammelaar.
Wel, ik lijk langer wachten niet te velen,
Want voel mij net een inhoudsloze gek;
Wanneer zien we de losse onderdelen,
Wanneer valt de materie op haar plek?
Ik zie de kind’ren in de voortuin spelen,
En één valt om, en breekt acuut haar nek.