herfststemming
Foto: Pexels
 
De herfstbloemen verliezen hun aromen;
het is verrotting wat de klok nu slaat.
Vanaf de grond, waar hemelwater staat,
stijgt grondlucht op. De regen blijft maar stromen.
 
Niets is er tegen dit verval dat baat.
Elk blaadje dat nog vastzit aan de bomen
kan voor de sprong in ’t duister nog wat schromen,
maar moet er aan geloven, vroeg of laat.
 
Dan zal de bladerveegmachine komen
met het reusachtig stofzuigapparaat
waarin de kleddertroep wordt meegenomen.
 
Alles wordt weer ontbonden tot atomen.
Het regent, en mijn laatste kwartje gaat
in de versnaperingenautomaat.
 
.
Geschreven in Bennebroek, 9 november 1966 
Uit 1000 sonnetten (Nijgh & Van Ditmar, 1997)
Met dank aan Jan Kal voor de toestemming om dit gedicht hier te mogen plaatsen
 

Log in

Gebruikersnaam en wachtwoord:

Zoeken

Forum Recent

Uit het archief

Sinus & Co

Twee grinnikende en gespierde knapen,
Die zij aan zij de toegangspoort blokkeerden
Der wetenschap; mijn leraren beweerden
Gewoonlijk dat ik altijd zat te slapen.

Wat wisten zij van die twee valse apen,
Die onvermoeid mijn hersenen frustreerden;
Mijn proefwerken krachtdadig molesteerden?
Ze leken door de duivel zelf geschapen.

Als Cosinus en Sinus niet bestonden,
Dan was ik nu een Doctor of een Dra.
Dan had ik wél het buskruit uitgevonden.

Vaak denk ik (en vandaar dat ik besta):
“Wat waren jullie toch voor vuile honden?”
Maar nooit komt het verlossende “Aha!”