Hij was, zo bleek hieruit, een Tempelier
Ze hebben hem flink in elkaar getrapt
Hij brulde na de diefstal nog:”Geef hier!
Ik stal dat van een Johannieterabt!
Die had hem weer verkregen door een roof
En ooit bij de Katharen weggegapt
Die beker was symbool van hun geloof!
Zij stalen hem van Ridders van het Kruis:
Die hielden zich voor jammerklachten doof
Toen zij hem roofden uit een oude kluis
Van ’t Franse Merovingisch koningshuis