Die man op die bank in het park
Ik kan hem maar moeilijk vergeten
Ik noemde hem heimelijk ‘hark’
Zijn naam heb ik nimmer geweten
Dat park en die man op die bank
Zijn kleren vervuild en versleten
Door pech en door zucht naar de drank
Daar heb ik het steeds aan geweten
Die bank en dat park en en die man
Zijn lot heeft me lang nog gespeten
Ik gaf hem wat geld, nu en dan
En suste ‘goeddoend’ mijn geweten
Het gebeurt niet elke week dat een nieuwe versvorm wordt geboren, dus een heildronk is wel op zijn plaats en in dit geval is een Tripel het aangewezen drankje voor deze toost.
Bas Boekelo is de schepper van deze vorm, Tripel gedoopt en de eigenschappen, zoals door hemzelf geformuleerd zijn:
Drie kwatrijnen, metrum bij voorkeur amfibrachys. Rijmschema abab a=man. b=vr.
Elke kwatrijn eindigt met hetzelfde woord in een andere betekenis. (Dit woord noemen we tripelwoord.
Het tripelwoord is vr. of onz.)
De eerste regel van het eerste kwatrijn is ook de eerste regel van de andere twee kwatrijnen.
Die openingsregel noemt drie elementen, elk der elementen staat éénmaal op rijmpositie.
De volgorde der elementen kan op maar twee manieren:
A B C
B C A
C A B
A B C
C A B
B C A
Die elementen zijn uiteraard te koppelen aan de betekenis van het tripelwoord.
Geen enjambement.
Om de geboorte te vieren van deze vorm roepen we deze week uit tot Tripelweek.