Nicolaas Beets
Wanneer de Kindren Groot zijn (1858)

"Wanneer de kindren groot zijn, mijn lief, mijn levenslust!"
dan gaan ze op d’r eige en zijn we van ze af
dan zullen we verhuizen, een stulpje aan de kust
Maar lief, wat een gerochel, je hoest klink als geblaf
ik ga de dokter bellen, je maakt me ongerust....

"De kindren wórden grooter — maar op hun moeders graf."

Log in

Gebruikersnaam en wachtwoord:

Zoeken

Forum Recent

Uit het archief

No Pasaran (2)

LVC2
Het Light Verse Collectief: v.l.n.r. De manschappen Peters,  Boudestein, Hoogland en Omvlee.
 
Mobilisatietijd
Ouderestompengeest
Aan onze landsgrenzen
Staan zij paraat
 
Na het eenvoudige
Rats-Kuch-en-bonenmaal
Leest men bij toerbeurt
Uit Handboek Soldaat