Welaan zei ’t schaap Veronica, ik ga een eindje lopen.
Het huis is fijn aan kant, het is het einde van de week:
Ik zal eens voor de dames Groen een grote ruiker kopen,
Want morgen zijn ze jarig en ik breng ze ook een keek.
Eerst ging ze naar de bakker om de hoek op nummer zeven.
Vervolgens naar de bloemenman voor gipskruid en pioen.
Een tasje en een kaart erbij, waarop ‘lang zal ie leven’,
Ziezo, sprak zij vol goede zin, nu naar de dames Groen.
De huisknecht deed al open en hij liet het schaapje binnen.
Kom verder, schaap Veronica, wat fijn dat u er bent.
Een cake! Riepen de dames Groen, ons fuifje kan beginnen.
De blommen zijn ook prachtig hoor, bedankt voor het present.
Kijk, juffrouw schaap Veronica, neemt u maar vast een bakje,
Toe help uzelf maar even, hoor, de thee is vers gezet.
Ze liepen naar de secretaire, ze openden een vakje
En legden toen een spiegel en een mes op het buffet.
Ach, vindt u het niet erg juffrouw, we zijn wat ongeduldig,
We moeten even wachten op de oude dominee.
Hij brengt ons zo wat poeder mee, niet veel, het is onschuldig:
Wij nemen elke zaterdag een snuifje bij de thee.
Het schaap kreeg ook een beetje en ze raakte van de kook,
Ze feestten heel de avond en het volgend weekeind ook.