In pomologenkringen heerst usance
Dat malus pumila in hoogstamhout
Haar oir met slechts een luttele distance
Het ondermaanse aardrijk toevertrouwt
(De appel valt niet ver van de boom)
De gouden koets ontbreekt op Prinsjesdag
Hij zakte van ellende door zijn veren
Zo’n zeven jaar duurt nog het restaureren
En op de troon wacht nieuwe tegenslag
Je declameert een stuk dat weer niet bekt
En waar de inhoud al van is gelekt.