‘Natuur is voor tevredenen of legen’
Heeft Bloem zich ooit mistroostig overdacht
En zocht zijn heil langs voetpad en langs gracht;
Hij kwam zijn naam als bloeiwijs zelden tegen
Zelfs in de oude stad valt wel eens regen
Een potloodgrijze grimme jammerklacht
Doch als daarna de zon zich spiegelt, zacht
Glanst zelfs des dichters beeld in asfaltwegen
Hij moet erkennen dat de huizenkant
Zijn mossen door het zonlicht laat verzorgen
Alsook de bomen en het kiemend zaad
Dat ritmisch opschiet, voeg voor tegelrand
Een wonder op een miezerige morgen
Groen en gelukkig, in de Dapperstraat