Door Godsgeloof en onderdanigheid
Was Kniertje tot het allerergst bereid
Wie geeft haar laatste kind nou aan de zee
Zelf had ze geen benul van klassenstrijd

Ze douwde hem nog zilver in z’n oren
Maar Barend wilde van geen zeereis horen
Hij wou niet met de Hoop van Zegen mee
De bangerd had zijn leven al verloren

De storm sloeg half de haven naar de donder
Het dorp bad stil en hoopte op een wonder
Een lijk spoelt aan: de vis wordt duur betaald
De Hoop van Zegen werd tot wrakke vlonder

De reder die zijn centen zat te tellen
Werd mens door met de waterschout te bellen
De vissersvloot ging naar de ratsmodee
Daar had het dorp nog heel wat mee te stellen

Wie geeft haar laatste kind nou aan de zee
Hij wou niet met de Hoop van Zegen mee
Een lijk spoelt aan: de vis wordt duur betaald
De vissersvloot ging naar de ratsmodee

Log in

Gebruikersnaam en wachtwoord:

Zoeken

Forum Recent

Uit het archief

Prinsjesdag, een idylle: II Goede raad

Pornografische tearjerker in drie sonnetten 

II Goede raad

‘Ik zou niet kijken’, zei mijn psychiater –
Groot kenner van de menselijke ziel –
‘want u, als kroonprinsminnend homofiel,
Zit straks met een verschrikkelijke kater.’ 

Mijn psychiater is een vlotte prater,
Maar Alexander heeft zo’n sex-appeal
Dat ik dwangmatig voor de beeldbuis kniel.
Misschien zal mij dat nog berouwen, later.
 
Want liefde spoedt zich als een schaduw heen
Of blijkt een zinsbegoocheling, een dwaling.
Wij hebben voor een uur elkaar te leen,
En tranen zijn de bitt’re afbetaling

Van al wat onherroepelijk verdween –
Al kijk ik straks geheid naar de herhaling.


(uit: Zo klinkt dus weggesmeten geld, uitgeverij Mouria)
Morgen deel II