Rats! daar scheurt de bilnaad van mijn broek
Ik kan mij nu op straat niet meer vertonen
Eén kleine wind, een kuch, daar viel het doek
En ik moest naar een kledingzaak op zoek
Hachee; daar raak je mooi van in de bonen
Mijn vingers zoeken houvast in de deken
terwijl een vrouw behoedzaam naar me lacht
en even in 't voorbijgaan wordt er zacht
een hand over mijn oude hart gestreken.
Hier raak ik dus verplicht op uitgekeken:
het ziekenhuis, de liefde, deze nacht.
Nog één keer tover ik met alle macht
vanuit mijn reutelborst een levensteken.
Dan is het tijd de laatste zin te spreken,
zo'n knap citaat vol wijsheid en vol kracht
dat ook na honderd jaar niet zal verbleken.
Men hoort het aan, het droevig nageslacht
en mompelt net nadat ik ben bezweken:
wel aardig maar we hadden meer verwacht.