de blauwe loper torst het defilé
van kwijlende hyena’s en reptielen
gehersenspoelde kruiperige zielen
een ongekende stroom van diarree
de zeer vereerde leeuw speelt keurig mee
hij knikt naar hen die in devotie knielen
hun gladde tongen koesteren zijn hielen
hij voelt zich sterk en denkt: “je maintiendrai”
dan krijgt hij zin om vorstelijk te brullen
doch zijn leeuwin kijkt hem vermanend aan
haar blik verraadt een koninklijk besluit
zijn geldingsdrang moet hij beslist verhullen
geboeid zal hij dit schouwspel ondergaan
hij veegt een hermelijn de mantel uit