ik had als plek het Binnenhof gekozen
een rustig bankje achter de fontein
met pen, een blocnote en een flesje wijn
het werd een dagje aangenaam verpozen
ik telde honderdvijftig dode mussen
elf pimpelmezen en een papegaai
een gier, zes kwartels en een bonte kraai
vier roodborsten, een blinde vink, intussen
begon ik aardig in de war te raken
want hoeveel glazen had ik nu al op
er dansten twintig kippen zonder kop
(of zie je dubbel als de drank gaat smaken?)
acht vredesduiven speelden zwaan kleef aan
een torenvalk en kerkuil waren maten
ze spanden samen met een rode haan
een havik wilde niemand binnenlaten
vol wijn hield ik de vogels in de gaten
toen zag ik dodo’s en ben weggegaan