met hun borsten en neuzen vooraan,
maar doen wel op straat heel voorzichtig
alsof ze zo stuk kunnen gaan.
Met hen valt bepaald niet te spotten.
Ze dragen, lijkt het, glazen potten
Al wordt dat onhandig gedaan.
Ze kwamen net brandschoon naar buiten,
ze zijn niet te dun of te dik.
Ze hebben beton in hun kuiten
en een ijzige kou in hun blik.
Men houdt ze voor sprookjesfiguren,
maar hun man schijnt een bank te besturen.
Dus is het niet zeker, vind ik.
Ze lopen op rails als het ware,
dus zorg dat je steeds hen ontwijkt.
En kijk eens hoe stram ze gebaren,
hoe dat op een vlaggenstok lijkt.
Ik kan me geen voorstelling maken
dat iemand hen ooit aan mag raken,
geen mens heeft dat waar ook bereikt.
Je zou kunnen denken, ’s nachts gaan ze
met jas aan en hoed op naar bed.
Daar liggen ze niet, nee, daar staan ze
en ze schamen zich op het toilet.
Men zou kunnen denken, ze schoten
het liefst alle mannen maar dood en
ze knijpen nog in hun skelet.
Het is of ze koninklijk zweven,
maar mij neemt men niet bij de neus:
de dames doen uiterst verheven
en zijn ook van glas, maar niet heus!
Je kunt ze als andere meiden
best doorhebben, slaan en verleiden.
Dan neem je hen pas serieus.
Een vertaling door Driek van Wissen van Ganz besonders feine Damen uit de bundel Lyrische Hausapotheke van Erich Kästner.