een jonge boer zit eenzaam aan ’t ontbijt
hij roert zijn yoghurt tot het langzaam schift
vult leegte met verlangen naar een meid
hij wil ook vlekken van een lippenstift
en borsten boterzacht en suikerzoet
van binnen bonkt een ongekende drift
zijn handen jeuken, wangen krijgen gloed
al zegt de bijbel duizendeen keer nee
de lente prikt zijn mannelijk gemoed
hij schrikt – daar piept een telefoon – dag hee
zeg zeit ge niet dat vrouwke van teevee