Gelukkig werd het literblik gevonden
Kon Alex dat maar zeggen van mijn ring!
Snel kocht hij van een bruidsmeisje zo’n ding
Zodat we toch die Gouden Koets in konden

Maar voor het zover was: een marteling!
Wie laat zo’n dure jurk nu vol met spelden?
Mijn monnikskapsier moest het zwaar ontgelden
Toen ik me aan die sleep zowat verhing 

Enfin, men zou ons dan bij ’t volk gaan melden
Net had ik Alex’ kraagje in de plooi
Alsook mijn sleep, mijn glimlach en mijn tooi,
Of daar begon me iemand uit te schelden

Natuurlijk dacht ik: Emily! Allicht,
Je denkt toch niet aan die jaloerse nicht?   

Log in

Gebruikersnaam en wachtwoord:

Zoeken

Forum Recent

Uit het archief

Reactie uit het zuiden op de recensie van 'Eeuwig zingen de frieten'



Eindelijk heb ik een bewonderaarster!!!
Mien!
Is zij mooi? 
Niet te jeugdig nog? 
Dan wordt Mien de Mijne!
Want zo'n artikel doet plezier!
Temeer daar het een plezierdichter niet gauw te beurt valt. 
Bij ons, in de pretdichterijsector, vinden wij het al lang heel normaal dat er aan onze pennevruchten nul komma nul aandacht wordt besteed.
Hoewel Heinz Polzer ooit schreef, in zijn inleiding tot Letterkundig verskwartet: 'Het lijkt me ergerlijk om helemaal geen aandacht van de pers te krijgen'.
Maar dat is inmiddels dertig jaar geleden!
Sindsdien is het met de dichtkunst zeker niet bergop gegaan. Vroeger had De Standaard nog af en toe een bespreking van een dichtbundel, waarin dan altijd enkele verzen of versregels werden aangehaald waar ik geen bal van begreep. Maar dat is nu ook verleden tijd. Sinds onze grote parlandodichter Herman De Koninck de geest (groot woord) heeft gegeven is er in de media van dichtkunst geen sprake meer. Maar de poëzietijdschriften floreren nog, verpieterend, dat wel, maar er is toch nog altijd wat subsidie. 
Maar terzake.
Mien heeft het over asbest, ik over asbest. De eerste uitspraak is mij bekend, maar heb ik nog nooit gehoord. Lees meer...