Natuurlijk, dacht ik, Emily! Allicht!
Maar Johan Friso trok van leer, verbeten
Nu hij door mij de troon wel kon vergeten
Je denkt toch niet aan die jaloerse ‘nicht’
Ik was maar amper in de koets gezeten
Of heel mijn darmenstelsel werd actief
Toch nam de prins mijn winden maar voor lief
Want hij liet mij zijn moeders koolsoep eten
Terwijl de zon zich boven ons verhief
Begon de panty in mijn kruis te scheuren
Van mijn gekrab – de jeuk bleef echter zeuren -
En bracht een kriebelhoest veel ongerief
Ik had het zwaar met Murphy’s Law te stellen
En dacht nog even Apeldoorn te bellen