Dag Maarten,
Door een natuurlijke neiging tot beknoptheid en gebrek aan tijd is het commentaar inderdaad wat summier geworden.
Mijn kortste commentaar op jouw gedicht: als ik het geen goed gedicht had gevonden, dan had ik wel op iets anders gereageerd dan een relatief detail als rijmgeslacht.
Ik heb het met plezier gelezen en juist daarom vind ik het jammer van vrouwelijke rijm in strofe twee, of zo je wilt: het gebrek aan vrouwelijk rijm in de strofen één en drie.
Afwisseling van rijmgeslacht houdt voor mij een beetje het midden tussen een eis en een goede gewoonte.
Ook bij gedichten met twee rijmklanken (triolet, villanelle, Nijmeegs sonnet) probeer ik mannelijk en vrouwelijk rijm te gebruiken (Disclaimer: lukt niet altijd).
Ik weet niet waar je erover kunt lezen.
Sommige dichters zijn strenger in de leer dan andere. Ik ben redelijk streng.
Ik kan best accepteren dat anderen er wat losser mee omgaan, maar ik vind het belangrijk dat het een bewuste keus is. Dat mis ik in jouw gedicht.
Heel streng in de leer was Vondel, die alexandrijnen schreef met strikte afwisseling van vrouwelijk en mannelijk rijm; zie de "Gysbreght van Aemstel":
www.dbnl.org/tekst/vond001gysb01_01/vond001gysb01_01_0019.php
Tot slot nog een voorbeeld van iets dat ik heel storend vind: een gedicht met vier rijmklanken (bijv. Sicilaanse sonnet: abab abab cdc dcd) met drie keer mannelijk en één keer vrouwelijke rijm (of andersom, maar dat komt minder voor).
Het mooiste is natuurlijk als a en b verschillen van geslacht net als c en d, maar dat hoeft nog niet eens per se.
Ik hoop dat je hier iets aan hebt,
Hartelijke groeten,
Niels