Toen ik als kleine jongen eens per jaar ter kermis ging,
kreeg ik van Oude Oma twee rijksdaalders te verteren.
Dat was een godsvermogen om in één dag te spenderen
aan draai en zweef en suikersuikerspin en menig ander ding.
Als ik mijn ogen toedoe zie ik nog steeds in mijn geest
hoe Jack Ladero, bijgenaamd ~Het Knetterende Beest~,
zijn rondjes draaide in de kuip, tot boven aan de rand
op klapperende duigen van de houten steilewand.
Maar tot het allerlaatste hield ik altijd vijftig cent,
dat was de prijs van toegang tot die fel gekleurde tent
waar vreemde mensen huisden en die mocht je dan bekijken,
al hoopte je hartgrondig nooit op één van hen te lijken.
De vrouw met baard, ik weet het nog, die vond ik heel bijzonder,
maar toch, de man met borsten was voor mij een wereldwonder.