Frits Criens schreef :
(...) Je doet er Bloem recht mee, want zijn slotzin is iconisch.
Volgens mij is de kracht van bout-rimé nu juist de parafrase, en eer ik Bloem meer door zijn slotzin te laten resoneren dan door die te herhalen.
Hier zit trouwens ook de tweede laag van het vers: Bloem schetst een keuze, waarin hij 'stad' kiest boven 'natuur', 'binnen' boven 'buiten'. Ik denk dat het ervaren geluk vooral schuilt in het feit dat hij de keuze had.
Nu die keuze wegvalt door beperkende maatregelen, slinkt het geluk. In mijn vers hint ik daarop; dat wanneer de beperkingen wegvallen, het geluk terugkeert, ook in de Dapperstraat.
De laag dááronder is dat ik nadacht over hoe lockdown eenvoudiger is als je leefruimte om je heen hebt dan als je driehoog-achter woont. De Dapperstraat symboliseert hier het dicht op elkaar leven in een grote stad. En zo ontstond dit vers.
Verder: in r. 11 introduceer je de -ik. Het zou m.i. logischer zijn deze -ik- ook domweg gelukkig te laten zijn in de Dapperstraat.
De 'ik' is hier gewoon de dichter; geen alter ego. Ik woon niet in Amsterdam, laat staan in de Dapperstraat. Ik hoef daar dus ook niet gelukkig te zijn, maar beschouw - overdenk, zo je wilt - het geluk van mensen die aan het einde van de lockdown weer naar buiten stromen. En domweg gelukkig zijn in de Dapperstraat. Waarmee het cirkeltje met Bloem weer rond is.