De vrouw is woest, verdrietig, gaat tekeer
Het is niet voor de poes
haar schril verwijt
Ze vond alweer een lange blonde haar
Het maakt geen indruk meer
zijn slappe smoes
Er is een eind aan haar lankmoedigheid
Hun samenzijn voelt naar
een kerkhofsfeer
Zij is nooit overhaast, doet niets pardoes
maar wil na al die tijd
toch uit elkaar