mijn moeder sprak vol trots van heldendaden verricht door hem, die stoere oom soldaat zijn borst vol lintjes deed zijn moed wel raden kritiek verdroeg ze niet, dan werd ze kwaad
hij was voor mij, het kind, een man van kracht hij droeg een streepje ergens op een mouw dat was voor wonden van een felle klauw een tijgerin had hem die toegebracht
maar heldendaden bleken ploertenstreken het roofdier werd een vrouw of zelfs een kind en zoveel meer is vuig, onwaar gebleken
soms stormt de vraag nog kwellend door mijn geest en jaagt de angst me bijna door het lint had ik niet ook zo kunnen zijn, zo'n beest