Er liggen veertien regels op de loer. Ik weet nog niet of zij een valstrik spannen, misschien mij naar verlegenheid verbannen om een gedicht dat slechts een woordensnoer
is, zonder inhoud of belang; droog voer, terwijl in fijner schotels, ranker kannen de poëzie verlokt tot proeven van een geraffineerder maal (zoals de Cour
du Nord serveert, zegt Michelin). Ach wat... wie weet gaat het wel andersom, zodat de verzen niet proberen míj te vangen
maar dat ik hén verleid. Kom dichterbij,... kom, luister naar mijn sprakeloos verlangen, verzin een lied, ver-zin wat leeft in mij.