Het kleine vrouwtje pakte plots mijn hand En trok me bij haar kermistent naar binnen Ze zag in mij allicht een goede klant En hoopte snel wat zakcentjes te innen
‘Zeg vrouwtje, ’ sprak ik quasinonchalant U zult eerst mijn vertrouwen moeten winnen’ Haar ogen spuwden vuur. Ik vroeg: ‘Contant?’ Of kan ik hier in deze tent ook pinnen?’ ‘Ik zie, ik zie…’ (nu moest ze wat verzinnen) ‘Ik zie u op een wit, verlaten strand U bent een mooie vrouw aan het beminnen ‘Ik zie… dat u verschrikkelijk verbrandt!’ ‘Genoeg!’, riep ik ontstemd: ‘Dit wordt te dol Mevrouw, u heeft de zomer in uw bol!’