Nog altijd groeit de bonte lijst van namen
In marmer en herinnering gekerfd
En brengt de Dood, die nieuwe leden werft,
Ons in en in bedroefd rond groeven samen.
Wij kunnen onze levensduur niet ramen
En zien ons meer omringd met wat men erft
Van vrienden en familie die men derft,
Omdat zij niet hun barre lot ontkwamen.
De Tijd leert onze tranen te verdringen,
Maar blijvend zijn gevoelens van gemis;
De Dood slaat wonden die de Tijd niet heelt.
Wij blijven achter met herinneringen.
Die zijn soms mooi, maar – weet je wat het is?
We hadden ze zo graag met hen gedeeld.