Hij dacht dat hij een inktvis zag Die danste in tutu. Hij keek wat beter en het bleek Een groene paraplu. ‘Parbleu!’ riep hij. ‘Ik had zojuist Alwéér een déjà vu.’
Hij dacht dat hij een theemuts zag Die rondreed op een tank. Hij keek wat beter en het bleek De geest van ome Henk. ‘Pak een sigaar en ga!’ riep hij, ‘Voordat ik me bedenk.’
Hij dacht dat hij een eenhoorn zag Die vocht met een cycloop. Hij keek wat beter en het bleek Een pannenkoek met stroop. ‘Dit had ik al verwacht’, zei hij. ‘Ik lees mijn horoscoop.’
Hij dacht dat hij een deurmat zag Die zong bij een gitaar. Hij keek wat beter en het bleek Wat sneeuw van vorig jaar. ‘Als men zijn voeten veegt’, zei hij, ‘Dan heb ik geen bezwaar.’