Na het ‘winnen’ van het vorige samenwerksonnet bleek dat ik de volgende mocht organiseren. Ik gaf toen al aan dat het even zou duren, maar het heeft natuurlijk veel te lang geduurd, waarvoor mijn excuses. Toen het gisteren op het forum ter sprake kwam besloot ik er nu meteen in te duiken. Ik heb, met dank aan Arjan Keene, het ontstaan van oudere samenwerksonnetten bekeken en zag, tot mijn opluchting, dat de opzet meestal minder streng aan een bestaand sonnet verbonden was dan dat bij XXII bij Ben was. Ik heb twee regels genomen uit het sonnet ‘De draaimolen’ uit de bundel Au! De rozen bloeien van Kees Stip. De taakverdeling heb ik op vergelijkbare wijze ingedeeld als Ben deed. De opzet is geworden:
1. (a.v) Muziek en roodbepluimde witte paarden
2. (b,m,1)
3. (a,v,1)
4. (b.m.2)
5. (c,m,2)
6. (d.v.3)
7. (c,m,3)
8. (d,v,4)
9. (e.m.4)
10. (f.v.5)
11. (e,v,5)
12. (f,v) Zo kan een mens niet zwieren en niet zwaaien
13. (g,m/v,allen)
14. (g,m/v,allen)
Legenda: (b,v,1) (rijmuitgang, geslacht, deelnemer)
Succes en veel dichtplezier!