Jolijn stond als een windhaan in het leven
Ze brak zich over elke scheet het hoofd,
Een zoekster die haar leven lang bleef zweven
En niemand haar vertrouwen dorst te geven
Hoe ik me ook voor haar heb uitgesloofd
Het jawoord heeft ze dertig jaar vermeden
Al waren wij een keer bijkans verloofd
Wat haar haast van haar zinnen heeft beroofd
Soms had zij liefst haar polsen doorgesneden
Ofschoon ze ook wel honderd jaar werd graag
Die kans hoort nu voorgoed tot het verleden
Want zij is domweg van de trap gegleden
Begraven of cremeren, is mijn vraag…
U hoort het morgen, of misschien vandaag
Frits Criens: 'Wat een toeval dat gedicht van Maarten Beemster. In mijn bundel die komend voorjaar bij de Contrabas verschijnt, staat een sonnet met nagenoeg dezelfde clou. De titel van de bundel wordt hoogstwaarschijnlijk: Zo’n plastuit lijkt mij ideaal. '