Verduveld! Riep Veronica, en nou wil ik het weten: Mijn moeder heet Geertruida en mijn vader Adriaan Zij zijn reeds lang ontwold en ook gedeelt’lijk opgegeten Ik heb hen nooit de vraag gesteld: Waar komt mijn naam vandaan?
Waar moet ik mij vervoegen en bij wie kan ik te rade De meesten mijner zusters heten Trui, mijn broeders Ad Ik hoor een enk’ling fluisteren: “het is iets met een wade - of iets met fotografen” - nee, ik heb het écht gehad…
Ze schelde bij de pastorie en sprak: u bent belezen Kunt u mij helpen, dominee, het is per slot uw vak De dames Groen, ter plekke voor wat thee en exegese Beaamden dit en zeiden: Stel ons schaapje op ‘t gemak
Wat goed dat u die vraag stelt; ik zal dit eens uit gaan zoeken De dominee sprong op en rende naar zijn biebelteek Daar zat hij weggedoken, wel een uur achter de boeken Ach gut, zeiden de dames Groen, neem nog een plakje keek
Ineens weerklonk: Eureka! Kijk eens wat ik heb gevonden Hij wees: Dát is Veronica, dít hier de doornenkroon En zo te zien verzorgt zij hier het hoofd vol bloed en wonden De Heere met een zweetdoek: dit noem ik een waar icoon
Wat mooi, sprak toen Veronica, het voelt ineens heel fijn Ik heb heel diep van binnen altijd zuster willen zijn