De goorste taal kan hij naar vrouwen spuwen
Op stoepen grijpt hij hen van achter beet
Om hen met grof geraas op straat te duwen

Omdat hij troep uit afvalbakken eet
En slaapt op vuile hondenuitlaatplekken
Stinkt hij naar stront en pis, bedorven zweet

In winkels schuimt hij stelend in de rekken
Als hij geen moeders en hun kroost betast
Of in de fruithoek zich staat af te trekken

Ze zijn een schande voor de welvaartsstaat
Verwarde mannen en hun overlast
Maar is dat vooroordeel niet ongepast:
Het IS een schande voor de welvaartsstaat!


(De Treizijn is een vrij anonieme versvorm van Frits Criens, door hem gebruikt in een EO-radioprogramma als Dichter van de dag. Het rijmschema is aba bcb cdc edde: er hoort na regel negen een chute te komen. Het kwatrijn onder het rankere terza rima geeft gelegenheid om een onderwerp wat genuanceerder af te ronden dan met een distichon.)


 


 

 

Log in

Gebruikersnaam en wachtwoord:

Zoeken

Forum Recent

Uit het archief

Nog eentje dan

Nog eentje dan en dan wordt het tijd dat die bundel eens verschijnt:



Levend Nederlands
 
Ik roep: 'Gemeen!' en: 'Werkelijk infaam!'
Très en colère hier aan myn table d'hote
Wat de couranten nu weer dorsten schryven!
 
Halfhartigheid! Van elk vaillance ontbloot!
't Zyn minne kerels, laffe lauwe wyven!
O, als ik maar niet zulke armoe leed!
 
Ik ben genoopt om wéér miskend te blyven
Terwyl ik altyd sans réserve streed
Nu, cas d'urgence, sluips onder valse naam
 
Incidemment neem ik au sérieux
De uitspraak: 'Le journal est un monsieur'

Eduard Douwes Dekker ('Ik leg mij toe op het schrijven van levend Nederlands' Multatuli)) nam in 1866, als altijd om geld verlegen, het baantje aan van Rijnlands correspondent van de Opregte Haarlemsche Courant.
Natuurlijk kon hij zijn mening niet voor zich houden en omdat dat niet mocht verzon hij een krant, de Mainzer Beobachter, waar hij tot 1869, toen zijn diensten niet meer verlangd werden, naar hartelust en breedvoerig uit citeerde en die het altijd totaal oneens was met alle kranten waar hij uit geacht werd te berichten:”(…) De Mainzer Beobachter behandelt dezen brief in eenige spottende regelen, waarin dat blad de Parijsche jongelieden berispt over hunne waanwijsheid, en besluit zijne opmerkingen met deze woorden: 'op uwe vraag, of het niet de pligt der studerende jeugd is, deze of andere waarheden te verkondigen, antwoorden wij eenvoudig: Neen, jongelieden, dat is uw pligt niet! Uw pligt is ijverig te studeren, opdat ge, na ernstige inspanning, en na in de maatschappij te hebben getoond, dat ge het regt veroverdet om als mannen medetespreken, in staat moogt zijn 'iets te verkondigen.' Voorlopig wijzen wij u terug naar uw collegiebanken…”
(Reactie op een vredesoproep van Franse studenten die in een open brief betoogden tegen een dreigende oorlog: 'De volken zijn groot, niet naar mate van de omvang hunner grenzen, maar door hun constitutiën. Frankrijk en Duitschland behooren aantedringen, niet op ruimere grenzen, maar op meer vrijheid.').