kijk, daar loopt vos. zijn naam is rein.
vos is nog jong, niet groot en niet klein.
en daar is raaf. ze zit in de boom.
raaf heet an. ze is slim en niet sloom.
vos is nog jong, niet groot en niet klein.
en daar is raaf. ze zit in de boom.
raaf heet an. ze is slim en niet sloom.
rein heeft een stuk brood in zijn bek.
an ziet het brood. En zij krijgt trek.
dat brood is voor mij, denkt an.
gauw maakt ze een heel slim plan.
an ziet het brood. En zij krijgt trek.
dat brood is voor mij, denkt an.
gauw maakt ze een heel slim plan.
wat ben je lief, rein. wil je een zoen?
je bent zo leuk. mag ik het doen?
rein denkt niet goed na. en zegt, ja.
an roept, hiep hiep hiep, kra kra.
je bent zo leuk. mag ik het doen?
rein denkt niet goed na. en zegt, ja.
an roept, hiep hiep hiep, kra kra.
an pikt rein hard in zijn snuit.
hij roept, au! het brood valt er uit.
an vliegt vlug weg met het brood.
rein is boos. en hij schaamt zich dood.
hij roept, au! het brood valt er uit.
an vliegt vlug weg met het brood.
rein is boos. en hij schaamt zich dood.
Mijn eerste rijm, ik zat al in klas 2
Op weg naar FORUMGOD van het VV
Op weg naar FORUMGOD van het VV