Leve het vaderschap!
Leve het moederschap!
Hoog op de duplovrucht
Heffen wij ‘t glas!
Dra overwint zij als
Dubbelplezierdichtend
Team estafettegewijs
De Parnas!
Mijn tweelingbroer werd nooit geboren
Hij zag niet eens het levenslicht
Dus niemand zag ooit zijn gezicht
Of zal ooit van zijn daden horen.
Hij zou de vrouwen zeer bekoren
De mooiste was voor hem gezwicht
Hij had natuurlijk overwicht
En zou het mooiste doelpunt scoren.
Hij kwam in menig nieuwsbericht
Als soort van superman naar voren
Want hij verdiende wel zijn sporen.
Het is mijn dure dichtersplicht
Dat ik hem hier voor dit gedicht
Als onderwerp heb uitverkoren.
HILDEGONDE
Hildegonde, mooie blonde
Lonkend op een plein in Londen
Hoe ik jou daar heb gevonden
Stinkend door je vele wonden
Nimmer waren wij verbonden
Minnend slechts met onze monden
Maar jij pinde al mijn ponden
Had ik jou daar maar verslonden
Godelonde wat een zonde
*
GODELINDE
Godelinde, mooie blinde
Lachend onder groene linden
Hoe ik jou heb kunnen vinden
Stinkend door je vele winden
Ik kon jou aan mij niet binden
Daar slechts onze monden minden
Al mijn ponden die jij pinde
‘k Had je daar moeten verslinden
Hildeginde die niets zinde
Jezus predikt 'Hebt uw vijanden lief'
Wanneer men u in Mijn Naam zal belagen
Wanneer men u bespuugt, bespot, veracht
Dan moet u dat maar allemaal verdragen
Vergeef uw beul in vredig welbehagen
Als u om uw geloof wreed wordt geslagen
En daarna als een lam wordt afgeslacht
Matth. 5:44: 'En ik zeg jullie: heb je vijanden lief en bid voor wie jullie vervolgen, alleen dan zijn jullie werkelijk kinderen van je Vader in de hemel.'
Jezus haat Zijn vijanden
Mijn tegenstanders die Mij steeds belagen:
Ze worden zeer intens door Mij veracht
Hun aanblik kan Ik nauwelijks verdragen
Ik zie dan ook met innig welbehagen
Hoe deze vuile kliek flink wordt geslagen
En daarna zeer vakkundig afgeslacht
Lucas 19:27: 'En die vijanden van mij die niet wilden dat ik koning over hen werd, breng hen hier en dood ze voor mijn ogen.'
De eendagsvlieg
Een eendagsvlieg vloog knorrig rond.
Geen meisje dat hem aardig vond.
Het noodlot wilde namelijk dat
Die eendagsvlieg zijn dag niet had.
Katja Bruning
De duizendpoot
Een duizendpoot zat in de klem
want alle meisjes wilden hèm.
Het noodlot liet hem danig balen
en enkel witte voetjes halen.
Vera De Brauwer
Hij werkte op een zeekasteel
Dat mocht zijn vrouw niet hinderen
Al zag zij hem daardoor niet veel
Toch schonk ze hem zes kinderen
U denkt wellicht: “ Dat is een del”
Maar ‘t valt wel te verklaren
Zes kinderen verkrijg je snel
Door drielingen te baren
*
Maar met twee tegelijk gaat het ook hard
Achterom 1
Miskend door cartografen
slingert de levensader zich
door de nieuwe stad,
aan twee kanten omsloten
door de dichtgetimmerde
keerzijde van het leven
Snelweg voor driewielers en kruiwagens
Sluipweg voor dolende zielen
Hier heerst het recht van overpad
en de plicht om niet te gluren
naar de verborgen werkelijkheid
’s Winters speelt hier de wind
met het laatste blad
’s Zomers is de lucht gevuld
met braadgeur en vrolijkheid
gemaaid gras en motorgeronk
met kinderbadje en merelgezang
Hier klopt het hart van de nieuwe stad
Achterom 2
De liniaal wil rechtgetrokken straten.
Het woonerf wil zijn straten liever krom.
Dit flower-powerkind wil onder ’t mom
van speelsheid niet van rechte hoeken praten.
Waar ik als wandelaar het liefste kom
dat is de steeg met menselijke maten
waar hond en kind en fiets zijn uitgelaten;
wanneer ik kan dan ga ik achterom.
Het bord vermeldt artikel vier-zes-één,
bedoeld wordt dat ik hier niet hoor te komen,
onecht no-go-gebied in Vinexstad.
Soms zetten ze er traliewerk omheen
om criminaliteit wat in te tomen.
Teloor ging hier mijn recht van overpad.
Aanschouw een mens die nadenkt met zijn klieren
Kijk hem eens soepel door de bomen zwieren
’t Is Rambo! Zie die goedgespierde vormen!
Wie hem weerstaat is voedsel voor de wormen:
Daar schiet hij weer een medemens in vieren!
De Held is meest een lompe olifant
Verstoken van normaal gezond verstand
Hier staat Van Speyk, een held in hart en nieren
En daar het grauw met razen en met tieren
Het Vlaams gebroed komt woest zijn schip bestormen
Hij blijft getrouw aan Hollands wet en normen:
De vlam in ’t kruit en ’t zooitje naar de pieren!
Blijf uit zijn buurt: het is zijn heldenmoed
Die jou en vele massa’s sterven doet
Dit tweelinggedicht werd ingestuurd door Guus Suerbier, die meldt dat deze vorm bestaat uit twee coupletten van vijf regels in vrij metrum, maar met vrouwelijk rijm en het rijmschema aabba (2 maal) en twee rechtsgeplaatste distichons die commentaar leveren op de coupletten en tevens als zelfstandig moralistisch kwatrijn gelezen moeten kunnen worden, met het rijmschema aabb in mannelijk rijm.
'Juf, de Siamese tweeling
Heeft wat moeite met de deling'
Drager van mijn verzen
Ratel aan uw persen
Aanschouw mijn wijfeltaal
Geef iets, iets, een verhaal
Een druppel van uw stiel
Recht in mijn lege ziel
Vader van gedachten
Anker nu mijn wachten
Noem iets, iets, met elan
Maak er poëzie van
IJk mijn vers, verdorie
Nader tot uw glorie
Vooruit nu met de geit
Een deadline kent geen tijd
Roep iets, iets, mijn gratie
Zonder inspiratie
En kijk, de eerste zin
Nu is er een begin
Zwagermannenkoor
O, wat een gezemel
Hoog in Roeshoofds hemel
Een kosmisch superman
Men krijgt er Pfeijffer van
Een barokke kweller
Lettergrepenteller
Taalexperimenten
Implosieve tenten
Stap vooral niet binnen
Roeshoofds waanzinzinnen
Ook in hemels T-Mart
Ettert het van Scream Art
Sonnetten zonder maat
Hoogmoed in het kwadraat
Ongetwijfeld ook 't doel
O gimmick, taalgevoel
Foute boel, en vals hoor
Dit zwagermannenkoor
(Zowaar een inzending van maar liefst twee Vessels of your praise; eentje netjes volgens de vorm van hoeheetzeookweer en een variant. Wie had dat gedacht? Zelfs met een plausibele vertaling van het acrostichon. Het is wel geen tweelinggedicht, maar omdat het zondag is, mooi weer en een mooie overgang naar die tweelinggedichten, plaatsen we ze allebei.)
Ik heb de zonde ongeremd bedreven
Ja, zusterlief, ik zeg het zonder spijt
Dat elke vrouw, al liep ze in habijt
Van mijn avances wulps begon te zweven
Nee, kind, je hoeft niet zo ontzet te beven
Dat satan mij al in zijn armen vlijt:
Ik heb de zonde ongeremd bedreven
En ben mijn kansen op de hemel kwijt
En toch kan ik met deze toekomst leven
Nu ik in dit tehuis mijn dagen slijt
Als jij, mijn schat, eens vurig met me vrijt
Om mij nog één keer dit gevoel te geven:
Ik heb de zonde ongeremd bedreven
Uit: Eeuwig rijzen, de Contrabas, maart 2011
Niets mooiers dan de zolders van de geest.
Je komt er lang vergeten beelden tegen.
Soms hebben ze er jarenlang gelegen.
Toch zijn ze nog zoals ze zijn geweest.
Ze klinken en ze geuren, ze bewegen.
Mijn eerste lief kwam door de tijd geracet,
het hoekje bij de kerk waar ik bedeesd
mijn meisje aan het zoenen heb gekregen.
Toen kwamen heden en verleden samen.
Ik zag ons hoekje in een bierreclame
En niet één keer, zoals je eerst nog hoopt.
Dat spotje deed het oude beeld snel slinken.
Nu denk ik bij die zoen alleen aan drinken.
Zo wordt een jeugdherinnering gesloopt.
Dit gedicht was bij de beste 8 van de autobiografische sonnettenwedstrijd.
Vervoerd naar
Een tot de kiel verroeste brik, bejaard
Met vuurwerk hopend op behouden vaart
Vol vage vracht en olievaten (‘Fina’)
Als nautisch lifter was het mij veel waard
Al stuiterde ik als een ballerina
Op zee en tropenkoorts en van de kina
Zo’n avontuur van ouderwetse aard
Aan boord te zijn, te lezen: Slauerhoff
Alleen in zijn gedichten kon hij wonen
Nooit vond hij ergens anders onderdak
Voor Slauerhoff heb ik sindsdien een zwak
Die rusteloze scheepsarts kon mij tonen:
Ook reizen door de poëzie is tof
Dit gedicht was bij de beste 8 van de autobiografische sonnettenwedstrijd.
Mijn jeugd stond in het teken van geloven:
Het draaide altijd om de Heere God,
rechtvaardig heerser over ’t menslijk lot.
Ja, elke voetstap werd bestierd van boven.
Gods Zoon kwam terug vanuit de dodengrot,
nu hoeven wij niet naar de helle-oven.
Niets kon mij van die zekerheid beroven;
onwankelbaar was mijn geloven tot
een vreselijke ruzie ertoe leidde
dat ik besloot om Godloos door te gaan.
Al zat er eerst nog wel wat twijfel bij, de
beslissing heeft mij altijd goed gedaan.
Maar steeds verwacht ik nog te allen tijde
de deurbel en dat God er dan zal staan.
Dit gedicht was bij de beste 8 van de autobiografische sonnettenwedstrijd.
Pa was getrouwd met Dame Nicotien:
Zo’n veertig jaar Chief Whips gerookt. Dat hakt er
Behoorlijk in. Hij oogde bovendien
Door al dat zoet op ’t eind steeds uitgezakter.
De man die in zijn jeugd sterk was voor tien,
Werd kort van adem en werd steeds verzwakter.
En ook zijn geest werd sleets, werd bovendien
Met ’t klimmen van de jaren alsmaar voorverpakter.
Zijn wereldbeeld werd steeds autodidacter,
Draaide al jaren op bekend stramien,
werd alsmaar saaier, doffer, afgevlakter.
Zo is de loop der dingen wel misschien.
Pa stierf misschien vooral aan z’n karakter,
Veeleer nog dan aan Dame Nicotien.
Dit gedicht was bij de beste 8 van de autobiografische sonnettenwedstrijd.
Hier zit ik dan, in zwart gepeins verzonken,
en leg me neer bij treurnis' heerschappij,
want vriendschap die uitbundig werd geschonken,
leek op een dag de houdbaarheid voorbij.
Ik weet niet meer hoe onze stemmen klonken,
al liepen wij gestadig zij aan zij.
Een beeld dat, door de stroom des tijds verdronken,
mij plots weer overspoelt als bitter tij.
Ach, elke zee kent overslaande baren
en prikkend zout dat toch geen zwemmer let.
In plaats van naar dit druilerig sonnet
met uitgelopen inkt te blijven staren,
neem ik een zakdoek, koffie en pralinen.
Met chocola is het plezanter grienen.
Winnaar van de autobiografische sonnettenwedstrijd
Ik ga er ’s avonds stiekem even kijken
De bedjes staan zo knusjes naast mekaar
Het kamertje is al sinds maanden klaar
Of ik dat ook ben, zal nog moeten blijken
Als ik hun buikhuis daarna in mag strijken
Voel ik zijn voetjes en de bibs van haar
Zij is een zeepaard, hij een tuimelaar
Zal één van hen een beetje op me lijken?
De angst die mij soms uit mijn dromen houdt
Is dat ik zometeen voor spek en bonen
Hooguit beschuiten smeer voor het bezoek
Die luiers, dat gaat vast en zeker fout
Gelukkig kan mijn vrouw al goed verschonen
Want ik doe het van spanning in mijn broek
Nummer 2 in de autobiografische sonnettenwedstrijd.
Het slome stadje waar ik ben geboren,
kent in de Molenweg zijn sloomste straat.
Zelf was ik ook vrij sloom, en inderdaad:
de Molenweg, daar leek ik thuis te horen.
Maar God had kleine Robbie aangepraat,
dat in de straat een kind was uitverkoren
om ooit tot 's lands elite te behoren.
Die wetenschap genas mijn spleen probaat.
De jaren kwamen en de goden gingen,
Maar God's belofte liet zich niet verdringen.
Toen kwam Hij terug en brak de laatste halm.
Het nieuwe kabinet was aangetreden.
Daar stond hij, één der prominentste leden:
die jongen van de buren, Gerrit Zalm.
Nummer drie in de Autobiografische sonnettenwedstrijd