KIJK, zei het schaap Veronica. Die wijzer gaat bewegen… Nou komt het vuurwerk, want nou staan de wijzers op elkaar! Welnee, zeiden de dames Groen. Het is pas kwart voor negen. Om twalef uur vanavond pas begint het nieuwe jaar.
De dominee sprak: Juist! Dan gaan we vuurpijlen afsteken. Het is een prachtig jaar geweest, maar straks is het voorbij. Laat ons dus heden onze goede voornemens bespreken, opdat we januari in gaan met een Schone Lei.
Hè ja, zeiden de dames Groen. Men wil zich soms bezinnen, met weemoed en een glaasje uit de zondagse karaf. Wij namen ons net voor aan deze puzzel te beginnen. Hij heeft tienduizend stukjes en hij moet van ’t jaar nog af.
Het schaap beloofde: Ik zal nooit meer van de kerstboom eten en niesen doe ik voortaan altijd keurig in mijn staart. De dominee die raadpleegde langdurig zijn geweten; hij maakte een Geheime Lijst en wierp die in de haard.
Elf oliebollen later wees het schaap naar de pendule: Maar nou is het toch echt zover, nou heb ik ’t goed gezien! Kom dominee, de lucifers. Óp naar de vestibule! Welnee, zeiden de dames Groen. Het is pas tien voor tien.
Opeens begon het buiten hard te ploffen en te knallen, met overal gezoef, geflits, gedaver en gegil. Ze stonden elkaar even aan te kijken met z’n allen. Toen gniffelden de dames Groen: Ach gut, de klok staat stil.
Sjampanje! riep de dominee, bekomen van de schok. Veel heil en zegen! En ik repareer dit jaar de klok.
Nou, zei het schaap Veronica, je kunt me veel vertellen, maar naar de dames Groen ga ik voorlopig niet meer toe. Ze hadden het gewaagd mij gisterochtend op te bellen en me meteen gevraagd wat ik het komend weekend doe.
Tja, zei het schaap, ik weet het niet, ik heb nog niet veel plannen ik dacht een rustig dagje naar mijn vrindjes in de wei. Toen antwoordden de dames Groen: het gaat om onze mannen, de toekomst van de natie en de hoop der maatschappij.
Wel, dacht het schaap Veronica ik moet de dames helpen – een schaap is als er oorlog dreigt tot elk gevecht in staat en kan als een volleerd verpleegster zelfs een bloeding stelpen – ze holde naar de Lindelaan en meldde zich paraat.
Daar stonden onze dames Groen te wieb’len op een steiger, met vlaggen en gierlandes en ze joelden huizenhoog, met mal-oranje petjes op en op hun buik een tijger; de dominee zong psalmen in oranje bef en toog.
Hier stond het arme schaap, de hele laan kleurde oranje. Wa-wat kreunde Veronica, wat is hier aan de hand? Hup hup, hebt u dan niet gehoord van onze steunkampanje: wij gaan de straat versieren voor een foto in de krant.
Een schaap kan zóveel hebben, zei Veronica ontdaan; ze is toen van de weeromstuit meteen naar huis gegaan.
TE DROMMEL, kloeg de dominee, vannacht kon ik niet slapen! Mij kwelden honderd muggen met demonisch luid gezoem. De torenklok sloeg drie, sloeg vier – en ik, ik telde schapen. Ik woelde en ik woelde en ik dacht aan J.C. Bloem…
Insomnia! De hele lange nacht bleef ik aan ’t tobben over die ene regel, van Der Doodsklaroenen Stoot. Ik kreeg opeens zo’n trek in een kroketje van Van Dobben. Of twee kroketjes. Maar er was alleen maar suikerbrood.
O! antwoordden de dames Groen. En die Parijse wafels? We vroegen ons al af waar die gebleven konden zijn… Als wij niet kunnen slapen, repeteren we de tafels van dertien en van zeventien, vanwege onze lijn.
We worden altijd zo nerveus van ’t tikken van de wekker; daar zetten we dan meestal onze theemuts overheen. Maar ja, dan hoor je hem weer níet. Dan slaap je ook niet lekker. De Leegte! sprak de dominee. Luguber fenomeen!
Zeg, zei het schaap Veronica en keek in de beschuitbus, dit ziet er óók luguber uit. En waaro is de zjem? ’t Is algemeen bekend dat ik geen krekkers en geen fruit lust! verkondigde de dominee met overslaande stem.
Zo? zei de ene dame Groen. En vast ook geen sardines? De andere dame Groen zei: En geen glaasje o de vie? Ahum, zei ’t schaap Veronica. Die Belgische pralines, die zijn ook op. En gisteren toen waren er nog drie.
De dominee werd langzaamaan zo rood als een pioen. Eh… zei hij toen. Zal ík dan straks de boodschappen maar doen?
. PSST, fluisterden de dames Groen, psst, dominee, word wakker! Sta op! Juffrouw Veronica krijgt haar verjaarsontbijt. We hebben thee en eitjes en kadetjes van de bakker. Huh? antwoordde de dominee. Bijlo! Wat vliegt de tijd!
Zó lig je in Morpheus’ armen en je droomt van Hoger Dingen, zó gloort weeral de dageraad en ziet: ons schaap is acht! Voorwaar, het past ons om een vrolijk lied voor haar te zingen. En hoort gij dat geklepper? De verjaarspost wordt gebracht.
Ze slopen naar de zolder toe, zo zachtjes als ze konden, met broodjes en kadootjes, op hun toffels, tree voor tree. Daar lag het schaap, klaarwakker en ontzettend opgewonden. Lang zal ze leven, zongen ze en morsten met de thee.
Veronica wou weten: Ben ik nu echt acht geworden? En mag ik heel de dag een roze strikje in mijn staart? En gaan we straks gezellig heel de middag ganzenborden? En dat ik alle potjes win? – O kijk, een ansichtkaart!
Van wie zou die nou zijn? Wat leuk, hij is van tante Annie! Er staat een grote 8 op en een mooi verjaarsgedicht. De dames Groen verbleekten en ze stamelden: Dat kan nie. Een kaart van tante Annie – die ginds op Zorgvlied ligt!
Er is Meer, sprak de dominee, dan ons verstand bevroedt. Maar nu snel naar beneden: daar is taart in overvloed.
(Deze en de vorige verschenen eerder in De tweede ronde)
Zeg, vroeg het schaap Veronica, zou ik mijn vacht bederven Wanneer ik in een winkel waar men nu dat spul verkoopt Een bus oranje verf koop om mezelf daarmee te verven? En word ik dan een kuddedier dat in de massa loopt?
De dames Groen verzuchtten: Och wat stelt u rare vragen! Waarom toch zou u zoiets doen? U heeft zo’n mooie vacht! U zou uzelf, zo menen wij, als schaap enorm verlagen En dat is iets wat wij van u echt nooit hadden verwacht.
Maar beste dames, sprak het schaap, u wilt toch niet beweren Dat u niet snapt waarom ik nu die vragen aan u stel. Inmiddels hult half Nederland zich in oranje kleren. Ik vraag het aan de dominee, die snapt mij zeker wel.
De dominee kwam desgevraagd Veronica bezoeken. Hij bracht een grote toeter en oranje slingers mee. Die hing hij in haar kamer met punaises in de hoeken. En zei: het verven van uw vacht vind ik een puik idee.
Op zoveel enthousiasme had het schaap niet echt gerekend. Ze werd er in haar schapenhart wat zenuwachtig van. U bibbert, sprak de dominee, ik vrees dat zulks betekent Dat u bij nader inzien toch weer afziet van uw plan.
Da’s spijtig voor Oranje, want als u het niet wilt doen Dan worden onze jongens vast geen wereldkampioen.
HALLO! riep ‘t schaap Veronica, ik bel vanuit de Kamer! Kunt u mij horen, dominee? Ik zit nu in Den Haag! Met echte microfoons en blauwe stoelen en een hamer. En straks word ik geïnterviewd, ik kom in EénVandaag.
Pardon? zo sprak de dominee. U gaat de politiek in?! Er eventjes van uitgaande dat ik u goed versta… Zal ik u eens vertellen wat ik van die Haagse kliek vin’? Ze doen wel veel beloften, maar die komen ze niet na!
De dames Groen verschenen, met drie zelfgebreide petjes. Op elk ervan stond in ajoursteek middenvoor een V. Ze zeiden: Tut tut tut, wat u daar zegt dat is niet netjes. Wij gaan vanmiddag folderen, waarom gaat u niet mee?
Wie scharrelende kippen wil en honden zonder riemen, die voert met ons campagne voor Veronica het schaap. We stemden tot voor kort altijd op ene juffrouw Thieme, maar ja, zij staat qua achterban als mens toch wat voor aap.
Een stem klonk uit de telefoon: Mag ik u even storen? Dit schaap wordt hier verwijderd in het kader van de wet! Het dier is niet geoormerkt en het lijkt zelfs ongeschoren. U kunt het komen halen straks, maar eerst wordt het ontsmet.
Potztausend! riep de dominee. Wat denk je wel, fascist! Ze haalden ‘t schaap op in Den Haag en werden anarchist.
Welaan zei ’t schaap Veronica, ik ga een eindje lopen. Het huis is fijn aan kant, het is het einde van de week: Ik zal eens voor de dames Groen een grote ruiker kopen, Want morgen zijn ze jarig en ik breng ze ook een keek.
Eerst ging ze naar de bakker om de hoek op nummer zeven. Vervolgens naar de bloemenman voor gipskruid en pioen. Een tasje en een kaart erbij, waarop ‘lang zal ie leven’, Ziezo, sprak zij vol goede zin, nu naar de dames Groen.
De huisknecht deed al open en hij liet het schaapje binnen. Kom verder, schaap Veronica, wat fijn dat u er bent. Een cake! Riepen de dames Groen, ons fuifje kan beginnen. De blommen zijn ook prachtig hoor, bedankt voor het present.
Kijk, juffrouw schaap Veronica, neemt u maar vast een bakje, Toe help uzelf maar even, hoor, de thee is vers gezet. Ze liepen naar de secretaire, ze openden een vakje En legden toen een spiegel en een mes op het buffet.
Ach, vindt u het niet erg juffrouw, we zijn wat ongeduldig, We moeten even wachten op de oude dominee. Hij brengt ons zo wat poeder mee, niet veel, het is onschuldig: Wij nemen elke zaterdag een snuifje bij de thee.
Het schaap kreeg ook een beetje en ze raakte van de kook, Ze feestten heel de avond en het volgend weekeind ook.
Vanaf vandaag alsnog de Schaap Veronicaweek, die in het teken staat van deze sympathieke, door Annie M. G. Schmidt geschapen, woldragende herkauwer, de dames Groen en de dominee. Als inspirerend voorbeeld een schaap van Judy Elfferich, die in De Tweede Ronde al eerder toonde op wonderbaarlijke wijze in de huid van dit dier te kunnen kruipen. Zij stelde welwillend meer schapen uit haar kudde ter beschikking die wij deze week plaatsen. Ook Ted van Lieshout gaf toestemming tot plaatsing van een schaap dat hij schreef ter gelegenheid van een prijsuitreiking. Laat je niet ontmoedigen door de kwaliteit van deze voorbeelden, maar laat het een uitdaging zijn óók in de huid van dit dier te kruipen! Ook al zal deze doorgevoerde beeldspraak het beeld oproepen dat light versedichters wolven in schaapskleren zijn.
KOM OP, zeiden de dames Groen, we gaan een tulband bakken, Want onze nieuwe buurman komt vanmiddag op bezoek. Mejuffrouw schaap Veronica, wilt u uw schortje pakken? Dan zoeken wij ‘t recept vast op in ons receptenboek.
Een tulband? sprak de dominee. Dat zijn toch van die mutsen? Een heer met zulk een hoofddeksel kwam gister hier voorbij… Het schaap pakte de klutser en begon verwoed te klutsen; de dames, bloembestoven, braken omstebeurt een ei.
De tulband ging de oven in, vol krenten en sukade. De dames Groen die hesen zich vast in hun goeie jurk. De dominee keek even naar ‘t journaal. Alwéér Bin Laden! Ze hebben hem nog steeds niet, sodeju! riep hij. De schurk!
Daar ging de bel. Een zwartbebaarde man met bleke wangen stond op de stoep. Een tulband droeg hij en een lang wit jak. De dominee werd gans door zinsverbijstering bevangen. De vreemdeling bewoog zijn hand al naar zijn rechterzak…
Salem aleikum, zei hij toen. Ik wil Groen dames trouwen! Dan vieren wij groot bruiloft en dan slachten wij de schaap! Zijn hand kwam weer tevoorschijn met drie ringen, echte gouwen. Gut, giechelden de dames Groen, hij spreekt recht voor z’n raap…
Geeft u ons wat bedenktijd, buurman, bij een kopje thee? De schaap is NIET voor de consumptie! sprak de dominee.
Vanmorgen sloeg een bericht mij uit het lood Waarop mijn oog toevallig was gevallen. Het kwam keihard mijn hersens binnenknallen En bracht me korte tijd in ademnood.
Je weet het: elke dag gaan mensen dood, Ze vallen door zijn zeis bij duizendtallen. Maar toch, als jonge mensen ons ontvallen Dan voelt dat als volslagen idioot.
De zoon van schrijver Adri van der Heijden -Zo stond het in de ochtendkrant gedrukt- Is plotseling uit ’t leven weggerukt.
Zijn ouders zijn gedoemd voortaan te lijden, Het ‘leven in de breedte’ lukt niet meer Want zo’n verlies doet alle dagen zeer.
Maar Frits, wat had je dán van hen verwacht? Natuurlijk werd uit piëteit gezwegen Die stilte namen zij, het hoofd genegen Zwaar overmand door droefenis in acht
Nee hoor, die – meer dan twee minuten! – stilte Was vást een waardig eerbetoon; geen kilte!
Van zelfs het saaiste nieuws kon hij iets maken Als meester van zijn spitse snelsonnet Hij kritiseerde, stak de loftrompet Wist zaken geestig in de kern te raken
In stijl is hij begraven, Driek van Wissen De beelden daarvan mocht het volk wel missen
Er was geen landelijke radio en tv aanwezig bij de begrafenis van oud-Dichter des Vaderlands, Driek van Wissen, op 29 mei in Groningen.
Natuurlijk is er gul en goed gesproken Het fraaie werk waaruit je zo vaak las Je onverwoestbaar mooie vlinderdas Het werd met lof en liefde opgedoken
Natuurlijk zijn er flessen aangebroken En hieven wij op jou een laatste glas En bleef Het Mooiste Meisje Van De Klas En nog meer moois door onze hoofden spoken
Maar ook zijn er sigaren aangestoken Omdat jij daar zo’n liefhebber van was En keken wij, de ogen half geloken Verzonken in gedachten naar de as
Begraven worden, Driek, dat geeft geen pas Jij had vandaag verdorie moeten róken!
Het was alsof, terwijl ik zat te lezen, een poes zich installeerde op mijn schoot om mij weer te verzoenen met de dood, het leven en het wrede opperwezen.
Had ik toen maar die bundel weggelegd dan wist ik of hij écht iets heeft gezegd.
Kom, zei het schaap Veronica, ik ga eens naar de hemel Ik wil nu wel eens weten wat er waar is van die praat Het klinkt mij in de oren als gezever en gezemel Dan ga ik zelf toch even kijken hoe het boven gaat?
Kijk, zei het schaap, de reis moet met een luchtballon wel lukken Een grote rode luchtballon, is dat geen goed idee? Die komt misschien niet hoog genoeg, dat mag de pret niet drukken Het laatste stukje vlieg ik met die schaapjeswolken mee
Dat kan niet, zei de dominee om haar de les te lezen Er is maar één die uitmaakt wie er naar de hemel mag Pas als u in uw leven Hem voldoende heeft geprezen Dan mag u na de dood de hemel in op Zijn gezag
Ach, zei het schaap Veronica, wat kunt u overdrijven Een Heer vindt het gezellig als ik op visite kom Ik hoef toch niet meteen tot in de eeuwigheid te blijven Ik blijf gewoon een uurtje en een uurtje is zo om
Dus ging het schaap Veronica per luchtballon naar boven Wat ben je vroeg Veronica, sprak Petrus aan de poort Ja, sprak het schaap, ik blijf maar kort, dat zal ik u beloven Vooruit, zei Petrus toen, maar dit is niet zoals het hoort!
Veronica trad binnen en ze was meteen tevree Want daar zat Driek bij Annie in een suite aan de thee
Mijn metrum hobbelt als een geitenwagen Mijn taal is net zo leeg als mijn bestaan Mijn beeldspraak is zo krom als een banaan Mijn rijmen zijn te dikwijls nederlagen
Mijn nieuwsgedichten willen maar niet slagen De frappe is slecht, de boodschap komt niet aan Nooit ben ik echt oprecht met iets begaan De toon is vaak een zielig soort van klagen
En ook mijn aanzien zal geen vrouw behagen Qua baardhaardichtheid lijk ik een sopraan Nooit zul je mij in ruitjes gadeslaan Ik durf niet eens een vlinderdas te dragen
Zijn looks, engagement en verstechniek Ik was al blij met één procent van Driek
Je liet ons zien hoe mooi de taal kan zijn Door haar met liefde en respect te zingen Of haar met zachte vakmanshand te dwingen Dat jij er niet meer bent, Driek, doet ons pijn
Als dichter ben je nu weer druk geprezen Je werk wordt echter eeuwig stuk gelezen
Hieronder het tweede deel van de voorpublicatie uit deel 3 van de Rijmkroniek des Vaderlands, "Van Wilem III tot Willem III" Na de successen van de Rijmkroniek des Vaderlands I en de Rijmkroniek des Vaderlands II (via de links voor 5 euro per stuk te koop), zijn Driek van Wissen en Jean Pierre Rawie druk bezig aan een derde deel. Het principe blijft hetzelfde: Willem-Alexander vertelt elke avond voor het slapen gaan een stukje uit de vaderlandse geschiedenis aan zijn dochter Amalia en waarschijnlijk luisteren ook haar zusjes gezellig mee!
In veel van wat hij deed en zei Herken ik vaak heel veel van mij, Want heel veel deed hij net als ik. Als blijk van zijn moderne blik Noem ik zijn oog voor industrie En nijverheid. En ook was ie Avant la lettre reeds bekend Met land- en watermanagement, Iets waar ik ook van wakker lig. Daarnaast bekommerde hij zich Over het lot der minbedeelden, Want bij wie zoals wij in weelde En adellijke voorspoed baden Dringt zich de drang tot goede daden Vanzelf als vanzelfsprekend op: Jan met pet was arm als Job En liep in lompen en was ziek En Willem vond het niet zo chic Een volk van bedelaars te leiden; Dus om de armoe te bestrijden Deed hij veel aan weldadigheid. Ook hierin was de vorst zijn tijd Vooruit! Als vooruitstrevend mens Verwierf hij gronden op de grens Van Overijssel en van Drenthe: Als God het wou, Deo volente, Kon men daar kampementen bouwen Waarin die armen met hun vrouwen En hun armlastig nageslacht Gratis bijeen werden gebracht Om graaf- en grondwerk te verrichten Zodat de fraaie stadsgezichten Niet meer door hen werden ontsierd. Door Willem gul gefinancierd Van Nederlands belastingcenten Kreeg men daar op de grens van Drenthe Het uitzicht op een nieuwe start. De vorst had een ruimhartig hart! Maar wie te dom was en niet doorhad Hoe goed hij het wel met hem voorhad Werd met proportioneel geweld Zijns ondanks op transport gesteld Door ’s konings dappere gendarmen. Zodoende hadden zelfs de armen Het onder Koning Willem goed: Gewassen en heropgevoed Tot huiselijke, bonafide, Godvruchtig angehauchte lieden, Tot nuchtere geheelonthouders En verantwoordelijke ouders, Waren zij dankbaar voor hun lot, Hun goede koning en hun God. En zo schreed de beschaving voort In Frederiks- en Willemsoord.