Hun eerste baby liet een boertje
en stierf. Hij rust in Nieuwerschans.
Hun volgende, vernoemd naar ’t broertje
heet van de wieg af tweede Hans.
Een plantje, teer en weerloos op het oog
Kwam ondanks alle wind en regenvlagen
De sneeuw en ijzel van de laatste dagen
Geheel en al op eigen kracht omhoog
Onstuimiger dan het decemberweer
Is hier de naakte wil tot zijn gebleken
Die door geen storm of stortbui is te breken;
Nog woester gaat de levenswil tekeer
Ontembaar aangetrokken door de zon
Staat hier het resultaat van wat moest blijken
Terwijl het noodlot voor me staat te prijken
Denk ik aan hoe eens mijn bestaan begon
Naast dit natuurverschijnsel is zowaar
Mijn leven haast niet meer zo wonderbaar
Bij de kapotte pantserwagens
'We rijden niet! Wat is er aan de hand
Sergeant, er is een slangetje kapot
Er lekt hier olie,' meldt een ijverig soldaat
De oefening liep toch al niet zo vlot
De CV90's staan aan de kant
Heeft iemand hier de handleiding paraat?
Defensie heeft haar antwoord al paraat:
'Er is hier niets bijzonders aan de hand
Die stukke PRI's zijn zo weer vlot
- Techniek is niet besteed aan zo'n soldaat
Die maken zelfs hun dienstfiets nog kapot -
Heus, die problemen zijn zo weer van kant'
Intussen staat de helft dus aan de kant
De pantserwagens zijn maar half paraat
Er is geen slang of tandwiel voor de hand
Waardoor de reparatie niet erg vlot
Niet best voor legerleiding en soldaat:
Hun reputatie gaat voorgoed kapot
De tankchauffeur schuilt weg in zijn kapot
De hele crew zit mokkend langs de kant
De afsleepdienst was niet meteen paraat
Maar biedt tenslotte toch een derde hand
En trekt de stukke pantserwagen vlot
Tot de tevredenheid van Jan Soldaat
Vraag het een willekeurige soldaat
Bezuinigingen maken veel kapot
Men doet de Leopard-tanks van de hand
Ze zijn gestald en staan dus niet paraat
Het merendeel stond toch al aan de kant
Ze worden nu verkocht, de prijs is vlot
Maar ook al loopt de verkoop lekker vlot
Er gaat geen euro meer naar de soldaat
De tankdivisies gaan zo snel kapot
Want ook de nieuwe tanks staan aan de kant
Daar zijn geen onderdelen voor paraat
En elke dag is er wat aan de hand
Wie biedt de hand? Wie trekt het leger vlot?
Je schaamt je toch kapot als goed soldaat
Aan onze kant staat enkel troep paraat
Opa stierf om negen uur vanavond in zijn flat
Die was gevestigd in de kruin van een bejaardentoren
Je kon zijn rochelende zuchten op de gangen horen
Een zuster had zich op een krukje naast zijn bed gezet
Ze zei geen woord, ze zat daar maar en toonde mededogen
En keek naar oude opa die om zijn geliefden riep
Hij bleef hun namen zeggen, totdat hij uiteind'lijk sliep
En na twee vingers aan de pols, sloot zuster opa's ogen
Toen keek ze naar de foto's die in opa's kamer stonden
Er waren ouders, broers en vrienden op geportretteerd
Die allemaal gestorven waren, of geëmigreerd
En nu alleen als foto's nog naar opa zwaaien konden
Onbekende zuster, laat u mij straks voelen dat,
Wanneer ik oud ben en alleen en alles ben vergeten
In u, die vreemde vrouw, in stilte aan mijn bed gezeten,
Elk mens zit dat ik in mijn leven ooit heb lief gehad
Dat doek met de man met de helm
Hoe vaak heb ik daarvan genoten!
Beschouw elk detail en bedwelm
Van Rembrandt, een schilder met kloten
De man met de helm op dat doek
Hij doet mij het hoofd vaak ontbloten
Het is nog eens andere koek
Dan Appel die aan loopt te kloten
De helm op dat doek met die man!
Het goud blinkt als zonovergoten
Geen Pollock of Jorn die dat kan:
Zij helpen de kunst naar de kloten
Mijn pa in de kroeg om de hoek
Innemend op vele manieren
Verzint wel bij ieder bezoek
Een list om de teugels te vieren
De hoek van mijn pa in de kroeg
Je hoort er gekraak van plankieren
Drie dames zijn amper genoeg
Om hier zijn verjaardag te vieren
De kroeg om de hoek van mijn pa
De plek om eens goed te versieren
Met steevast het hiep hiep hoera
Men sluit er de tent pas na vieren
Een vers met een trits in een dans
Drie strofen vereist om te dichten
Drie woorden die krijgen de kans
Verspringend het zwart te verlichten
Een dans met een vers en een trits
Een eindwoord met liefst drie gezichten
Dus tors de Van Dale als gids
('t Gewicht kan uw buik ook verlichten)
Een trits aan de dans door het vers
Probeer het, u zult er voor zwichten
Een 'Boekelo' vers van de pers
Om even de geest te verlichten
De regen maakte half het land
Tot een immense waterplas
Toch schreeuwde iemand moord en brand
Terwijl het geen van beide was
De fiets droeg de vrouw op de dijk
De vrouw droeg de last van haar dromen
Zij droomde van roem en van rijk
Daar hoog op de dijk met de bomen
De dijk met de fiets en de vrouw
Zag steeds minder water langs stromen
De vaargeul werd akelig nauw
Slechts platbodems konden er bomen
De vrouw liet de dijk en de fiets
Heeft enkel zichzelf meegenomen
Het leek een verdwijning in ’t niets
Waarover men jaren zou bomen
Die man op die bank in het park
Ik kan hem maar moeilijk vergeten
Ik noemde hem heimelijk ‘hark’
Zijn naam heb ik nimmer geweten
Dat park en die man op die bank
Zijn kleren vervuild en versleten
Door pech en door zucht naar de drank
Daar heb ik het steeds aan geweten
Die bank en dat park en en die man
Zijn lot heeft me lang nog gespeten
Ik gaf hem wat geld, nu en dan
En suste ‘goeddoend’ mijn geweten
Het gebeurt niet elke week dat een nieuwe versvorm wordt geboren, dus een heildronk is wel op zijn plaats en in dit geval is een Tripel het aangewezen drankje voor deze toost.
Bas Boekelo is de schepper van deze vorm, Tripel gedoopt en de eigenschappen, zoals door hemzelf geformuleerd zijn:
Drie kwatrijnen, metrum bij voorkeur amfibrachys. Rijmschema abab a=man. b=vr.
Elke kwatrijn eindigt met hetzelfde woord in een andere betekenis. (Dit woord noemen we tripelwoord.
Het tripelwoord is vr. of onz.)
De eerste regel van het eerste kwatrijn is ook de eerste regel van de andere twee kwatrijnen.
Die openingsregel noemt drie elementen, elk der elementen staat éénmaal op rijmpositie.
De volgorde der elementen kan op maar twee manieren:
A B C
B C A
C A B
A B C
C A B
B C A
Die elementen zijn uiteraard te koppelen aan de betekenis van het tripelwoord.
Geen enjambement.
Om de geboorte te vieren van deze vorm roepen we deze week uit tot Tripelweek.
ik ben, zei goethe, niet bepaald een feester
maar in beperken ben ik echt een meester
Aan jou vertrouw ik mijn geheim
Ik heb geen vrienden en geen kroost
Dus zoek ik naar een beetje troost
Dan schrijf ik een omarmend rijm
Kan dan niemand ons bevrijden?
Van Willem Duys en Van der Meyden. (Doe maar)
Dag Willem
Voor de vuist van de vent met die vis
Eens per week en wij telden de dagen
Wat een lol en wat ging het vaak mis
Kon die man zich nou nooit eens gedragen?
Ja, de vis in de vuist van die vent
Hoort het aan en zal zeker niet klagen
In zijn kom weet hij honderd procent
Deze stem klonk frivool én gedragen
Arme vent met de vis in de vuist
Je gaf antwoord op honderden vragen
Zelfs jouw nabeeld dat spettert en ruist
Wordt voorgoed uit de tijdlijn gedragen
Niet klagen, maar dragen en bidden om kracht
van even na zeven tot even voor acht.
Daarna wil de HEER van geen bede meer horen,
de godganse dag door beluistert hij koren
vooral die van NCRV en de EO;
zij zingen het mooist en wat meer is, pro Deo.
Het leven is dan één groot feest
Maar lig ik eenmaal in het graf
Dan vind ik het wel mooi geweest;
Die afterparty sla ik af
Mei Masturbatiemaand?
Vlug naar de Handyman!
Leverancier voor
Een spetterend feest
Daar vind ik altijd de
Eenpersoonsseksspeeltjes
Die mij tot vreugde
En steun zijn geweest
De zwarte loc spookt door de nacht
Er klinkt een schelle jammerklacht
Van Wissen, grijnzend bij het raam
Wordt in zijn treinstel thuis gebracht