Vermorzel alle ongevraagde zinnen,
de woordbrij die ik van het leven kreeg.
Ze brengen onrust in mijn hoofd teweeg,
een stormloop op mijn transen en mijn tinnen.
 
Hij sloop heel ongemerkt bij mij naar binnen,
de klankenkliek die sindsdien nimmer zweeg.
Vermorzel alle ongevraagde zinnen,
de woordbrij die ik van het leven kreeg.
 
Ach, kon mijn moede hoofd opnieuw beginnen,
dan was mijn bovenkamer stil en leeg,
beloftevol als ongerezen deeg,
en smetteloos als versgesteven linnen.
Vermorzel alle ongevraagde zinnen.
Sinus en cosinus
Juffrouw van Engelen
Tekende curves
Die zíj zelf nooit kreeg

Vol was haar klas maar haar
Dodecaëderlijf
Hield haar geliefdenverzameling
{Ø}
Dat is pas wiskunde
Sinus en cosinus
Golven en cirkels
Door koorden gedeeld

Wie heeft er niet in de
Goniometrische
Zandbak met driehoek
En passer gespeeld

Eindeloos deinen ze voort als twee vervlochten slangen
Van elkaar afgeleid, maar steeds uit fase
De kosmos opgesplitst in dubbel pi

Twee schaatsers draaien hun rondjes
Eerbiedig een kwart baan uit elkaar
Toch treffen ze elkaar op de kruising

Eeuwig stijgend, dalend, maar altijd terug op de nullijn
(Liever geen cijfers voor de komma)
Eeuwig buigend, maar nooit barstend

Laat ze ongemoeid golven tussen nooit en nooit
Of kwadrateer ze en maak ze één  
Twee grinnikende en gespierde knapen,
Die zij aan zij de toegangspoort blokkeerden
Der wetenschap; mijn leraren beweerden
Gewoonlijk dat ik altijd zat te slapen.

Wat wisten zij van die twee valse apen,
Die onvermoeid mijn hersenen frustreerden;
Mijn proefwerken krachtdadig molesteerden?
Ze leken door de duivel zelf geschapen.

Als Cosinus en Sinus niet bestonden,
Dan was ik nu een Doctor of een Dra.
Dan had ik wél het buskruit uitgevonden.

Vaak denk ik (en vandaar dat ik besta):
“Wat waren jullie toch voor vuile honden?”
Maar nooit komt het verlossende “Aha!”

Naam:             Pierre Bellemans
Bijnaam:          onbekend
Nationaliteit:    Belgisch
Geboren:         20 januari 1949 Gooik, België
Overleden:      12 september 1972 Gooik, België
 
Naam:             Marc Demeyer
Bijnaam:          De Reus van Outrye
Nationaliteit:    Belgisch
Geboren:         19 april 1950 Avelgem, België
Overleden:      20 januari 1982 Merelbeke, België
 
Naam:             Ludo Vanderlinden
Bijnaam:          onbekend
Nationaliteit:    Belgisch
Geboren:         27 januari 1951 Herentals, België
Overleden:      14 december 1983 Lier, België
 
Naam:             Louis Vereydt
Bijnaam:          onbekend
Nationaliteit:    Belgisch
Geboren:         25 november 1950 Noorderwijk, België
Overleden:      13 augustus 1977 Herentals, België
 
Op 2 september 1971 winnen vier onbekende Belgische amateurs in Mendrisio de wereldtitel op de 100 kilometer-ploegentijdrit. De Nederlandse ploeg, met onder andere Fedor den Hertog de belangrijkste kanshebber, delft met een achterstand van 1’ 38’’ het onderspit.
Een jaar later overlijdt Pierre Bellemans, een van de Belgische reserves, op 23-jarige leeftijd aan een hartstilstand. Helaas zal het daar niet bij blijven.

Aftelversje
 

Ze hadden heel de wereld klop gegeven
en lazen Holland nou eens mooi de les:
vier Belgen, inclusief reserves zeven.
 
Een heeft maar kort plezier van het succes:
Pierre Bellemans. Zijn levenloze lijf
vond men in bed. Toen waren er nog zes.
 
Dan sneuvelt in dit bikkelhard bedrijf
Louis Verreydt. Zijn hart had op papier
nog vijftig jaar. Toen waren er nog vijf.
 
Een nieuwe prooi in Knekelman’s vizier:
Demeyer, Marc stapt af. Bij autopsie
bleek hartstilstand. Toen waren er nog vier.
 
En Ludo Vanderlinden? Ook fini.
Zijn hart. What else? Nu zijn er dus nog drie.
 
 



Dat zij na een minuut of twee al achterstonden
Door onbenullig vrije ruimte te doneren
Leek vooralsnog het clubje eens zo jonge honden
Van F.C. Labbertong niet in het minst te deren

Toen hun rivaal al rap de tweede liet noteren
En ook de derde viel in luttele seconden
Werd luid gescholden op de bloedeloze heren
Die het vertrouwen van de eigen aanhang schonden

Op de tribune zong men zich de kelen schor
Men smeekte om een changement van het decor
En ja, daar was hij, Remko, met zijn lichte tred

Hij sloopte vier keer de defensie van die ‘ratten’
Zie daar, het wonder van een droom in het sonnet
Je mag de kracht van een poëet niet onderschatten

(Lobbertang: versvorm waarbij alle rijmwoorden bestaan uit letters, voorkomend in het laatste woord, dat tevens een anagram van het eerste rijmwoord moet zijn. Bedacht door Drs. P)



Naam:  Gerrie Kneteman
Bijnaam: de Kneet
Nationaliteit: Nederlands
Geboren: 6 maart 1951, Amsterdam, Nederland
Overleden: 2 november 2004, Bergen (Noord-Holland), Nederland

Een lange erelijst. Kneteman wint vier keer de Ronde van Nederland. In 1978 wordt hij wereldkampioen bij de profs op de Nürburgring. Hij wint Parijs-Nice, de Ruta del Sol, de Ronde van de Middellandse Zee en de Ronde van België. Twee keer schrijft hij de Amstel Gold Race op zijn naam. Hij is acht dagen de gele truidrager in de Tour de France. Rijdt de Tour dertien keer en wint daarin tien (10!) etappes. In 1983 komt hij ten val in Dwars door België. Voor zijn leven wordt gevreesd. Na revalidatie keert hij toch nog terug in het peloton. En wint dan in 1985 voor de tweede keer de Amstel Gold Race. Behalve door zijn successen wordt hij bekend om zijn gevatte vernieuwingen van het wielerjargon.
 
Gerrie Kneteman

Van Moser won je in een sprint-à-deux.
Je ging, zei je, voor dood of gladiolen.
Vernieuwer van het wielertaalmilieu:

“Ze reden uitgewoond met open holen”,
en als je hen het snot voor ogen reed,
dan “harkten zij in waaiers van mongolen”.

Ze noemden jou gekscherend onze Kneet.
De clown en filosoof van ’t peloton,
die niet gespaard werd voor groot wielerleed.

Een auto die je niet vermijden kon,
maar dat jij je daarna weer oversteeg
toen je – hersteld – nog die klassieker won.

Jouw laatste vlucht bracht hier nog veel te weeg.
Je ging te vroeg. Dik vijftig en je zweeg.

klik hier voor een fijn kwatrijn: http://members.multiweb.nl/boulhart/boomkwatrijn.jpg



Door velen wordt ze aangeduid als zijnde het flamoesje,
dat klinkt aanmerk’lijk aardiger dan botweg klamme dot.
Of bruter nog: dan spreekt men van een kleffe druipsteengrot.
Veel vriendelijker is dan toch weer muisje dan wel poesje.

Hans Teeuwen houdt het op een natte la of zure sloot.
Eenvoudig als hij is noemt Youp van ’t Hek haar domweg kut.
Het ergste aller namen is beslist het woordje put,
dat past voor nog geen meter bij dit prachtig stukje schoot.

Ach, welke naam men haar ook geeft mij kan het niet veel
schelen.
Punani, schacht of schede, mossel, mösje, toefje, trut
of pruimpje, preutje, roosje, sneetje, oester dan wel frut,
‘k vind alles goed als ik er af en toe maar een mag strelen.

En hoe ze ook gekleed gaat, in een slip dan wel een stringetje,
ik vind haar sinds ik minnekoos het allerliefste dingetje.

 

Naam: Patsi Willekes
Bijnaam: de Pats
Nationaliteit:  Nederlands
Geboren: 21 december 1928 Amsterdam, Nederland
Overleden: 26 oktober 2005 Fortaleza, Brazilië

Patsi Willekes is een wielrenner die zes jaar lang tot de smaakmakers van het dan zeer bloeiende Amsterdamse wielrennen behoort. Hij is een groot talent zowel op de weg als op de baan, maar heeft geen goed gevoel voor het beroepsrennen. Hij kan niet langdurig en doelgericht met iets bezig zijn. Hij is een man die enerzijds hunkert naar geborgenheid en liefde, maar anderzijds steeds terugschrikt voor de verantwoordelijkheid die dat met zich meebrengt. Hij krijgt honderden relaties over de hele wereld en iedere vrouw is direct de ware voor hem met wie hij de rest van zijn leven wil doorbrengen. Maar als het te dicht bij hem komt krijgt hij het Spaans benauwd en maakt hij de pleiterik, zoals ze dat in Amsterdam zeggen. Willekes is 77 jaar geworden.

De Pats

Het leven is een grote oceaan,
je weet van voren never waar je landt:
nu spoelt jouw doodsbericht hier bij mij aan.

Een goeie gozer maar een rare klant:
de onrust in je toges bleef maar gloeien,
je hebt veel schepen achter je verbrand.

Dàn vond je weer een vrouw die leek te boeien:
je maakte haar het hof en haast tot bruid,
je voelde in je ziel de liefde bloeien;

dàn kwam de schrik, je hield het niet meer uit.
De pleiterik, het was niet te vermijden:
die vrouwenogen prikten in je huid.

Je bent wel minstens honderd keer gescheiden.
Gelukkig dat je retehard kon rijden.

 


 



Hoezo ongemakken

 

Ze kunnen zomaar in je leven komen

En na bepaalde tijd gewoon weer gaan.

Ze laten de rivier van ons bestaan

Bij vreugde en verdriet wat harder stromen.

 

Je mag met hen altijd gezellig bomen

En kunt bij tegenwind van hen op aan.

Je weet : wordt jou door iemand wat misdaan

Dan zal voor jou het worden opgenomen.

 

Ze zijn je baas niet noch je concurrent.

Ze geven geen kritiek en geen bevelen

Maar wel een schouderklop of compliment.

 

Je hoeft met hen geen huis of bed te delen.

Ze nemen jou gewoon zoals je bent

En zullen jou niet zoenen of gaan strelen.

 

 

 

 

 

 

 

 
 
Vandaag zag ik een hele leuke vent.
Normaal kijk ik toch echt niet zo naar mannen,
dus ik beschouw het als een incident,
maar deze had iets losjes en ontspannen.
 
Iets dandyesk, koket maar toch voornaam.
Een diepe zachte wijsheid in de ogen,
en duidelijk in alles zeer bekwaam,
maar toch bescheiden en ook ingetogen.
 
Dit was de man waar ik graag op wil lijken!
Ik moet echt vaker in de spiegel kijken.
 
 



Om dit sonnet te lezen een maal aanklikken en daarna nog een keer

Het voorjaar start met nukken en met grillen.
De lentemaand doet ledematen rillen,
dan weer vertoont ze zonniger gedrag.

We speuren tevergeefs naar blote buiken.

Het is voorlopig nog geen rokjesdag,
geen vrolijk wuiftextiel om blije billen.
De lente wandelt trager dan wij willen.
Het vroege voorjaar: tijd voor zelfbeklag.

Bespeuren we al kriebels in de buiken?

We merken dat de wereld gaat ontluiken:
de krokuspuntjes in verlopen gras,
de katjes en de knoppen aan de struiken,
het eerste lam, het eerste eendenkuiken.
Ja, het is prachtig achter dubbel glas.


14 maart (3/14 voor Amerikanen) is Pi-dag. Daarom vandaag een pi-sonnet 

 



Wanneer ik fris en glad geschoren voor de spiegel sta
om me te kleden voor een mooie avond Opera
of een diner voor twee in restaurant ~Chictroelala~
dan wel met nabestaanden van een vriend naar ‘t kerkhof ga
en dan het brede lange taps gevormde linkerdeel
van de beschaafde zacht getinte stropdas rond mijn keel
voor doorsteek twee keer om het korte rechter eindje sla
besluipt me deze niets ter zake doende vraag al dra,

van hoeveel moerbeiblad verslond het nijver rupsenbeest
totdat zijn lijfje voor het poppen mollig was bevleesd
en er voldoende energie in ’t kwieke diertje zat,
voor ‘t spinnen van de zijden draad die Gucci nodig had
-van op zijn minst zo’n zestig kilometer naar ik schat-
ter fabricage van mijn luxe feest-en-treurcravat?

 



In een hoekje
Van ons tuintje
Groeit de wilde
Marjolein,

In de keuken
Alleskunner,
Want ze geurt en
Smaakt heel fijn.

Oregano
Is de naam waar-
Onder Griek
En Turk haar mint.

Ook is zij de
Pizzakruider,
Dat weet bijna
Ieder kind.

 
  

Laat zakken die broek!
Laat zakken die broek!
In metro’s en treinen
Op straten en pleinen
We zijn naar een nieuwe soort groetplicht op zoek.
Laat vallen die lappen
Laat zakken die broek!

Laat zakken die broek!
Laat zakken die broek!
Voor bea’s en bobo’s
Voor losers en hobo’s
Laat trillen die billen, da’s andere koek
Laat klappen die flappen
Laat zakken die broek!

Laat zakken die broek!
Laat zakken die broek!
Wie niet kan genieten
Van piemels en tieten
Gaat hier uit zijn dak voor de maneschijnlook
Ik maak hier geen grappen
Laat zakken die broek!

Laat zakken die broek!
Laat zakken die broek!
Kijk goed naar de baggies
Geniet van de saggies
De hiphop regeert, ja hier valt dus het doek
Wie lacht die krijgt klappen
Laat zakken die broek!

 

 



Uit de kunst

‘De mannen domineerden steeds de kunst
En vrouwen worden nauwelijks genoemd:
Die moesten steeds bordurend binnenblijven!’

‘Dat mens Van Schurman was toch heel beroemd?
Die kon mooi schilderen en ook goed schrijven
En werd geprezen om haar meesterschap!

Nee, echt talent komt altijd bovendrijven
En al die mannen vonden haar heel knap
Ze dongen ellebogend om haar gunst

Je hebt, al is het nog zo spijtig Truus
Dus voor je niet-beroemd zijn geen excuus’


Anna Maria Schurman (1607 - 1678) werd ‘de Sappho van de Lage Landen’ genoemd.
Deze opmerkelijke vrouw sprak en schreef tusen de twaalf en vijftien talen, schreef gedichten in het Latijn, kalligrafeerde (en net zo gemakkelijk in het Arabisch en Hebreeuws) en telde onder haar vrienden Descartes en koningin Christina van Zweden.

ik vond het echt een doodnormale vraag
begreep dus niets van woedende verwijten
en waarom ging zij met serviesgoed smijten
zij kreeg een driftbui, ik de volle laag

ze ging met haar vriendinnen naar Den Haag
om daar wat vrouwenmeninkjes te slijten
en voor de onderdrukten (?) te gaan pleiten
ik gunde haar die blije uurtjes graag

nee heus, er was geen sprake van geplaag
ik ben geen macho, walg van flauwiteiten
mijn schat mocht best een heerlijk dagje geiten

ik zat alleen met één ding in de maag
ik vroeg haar slechts (waarom moet dit me spijten):
maar lief, wie zet er koffie dan vandaag?

Log in

Gebruikersnaam en wachtwoord:

Zoeken

Forum Recent

Uit het archief

Pthah-Sokaris

Ik zie mijzelf als welgeschapen heer
Hoewel het mij al dikwijls overkwam
Dat ik me bleek te uiten in geblaat
In plaats van wijze en verheven woorden

Ja, logisch: af en toe ben ik een ram
Natuurlijk wel in goddelijke staat
En afgebeeld in veel toeristenoorden
Dus praat ik verder met mijn rauwe stem

“Kras! Kras!” En iedereen is idolaat
(Behalve dan de geestelijk gestoorden)
En zegt bevlogen: “Hoor! Daar heb je hem –
De valkgod!” want dat ben ik evenzeer

Ik blijf maar onderling verwisselbaar
En houd me slechts met moeite uit elkaar


Pthah-Sokaris is eigenlijk een verzamelnaam voor drie Egyptische goden. Pthah, de hoofdfiguur, was de schepper en de vader der goden; zijn dienst ontstond in Memphis. Hij wordt afgebeeld in menselijke gedaante, met een scepter als symbool van macht. Als vormer van alle dingen is hij wel vereenzelvigd met Hephaistos (Vulcanus); tamelijk vergezocht. Hij was beschermheer van de kunstenaars. Sekmet, de godin met het leeuwehoofd, was zijn echtgenote en de stier Apis zijn zoon.

In zijn functie van Amon (oorspronkelijk de god van Thebe en gehuwd met Moet) kon hij de gestalte of minstens het hoofd van een ram aannemen. Toen zijn naam verbonden werd aan die van Re, de zonnegod, werd hij gezien als oppergod, en de Grieken herkenden in hem hun Zeus. Hij was de beschermer van de pharao’s.

Horus, de valk, was de god der stilte en een combinatie van de zonnegod Horus (nauwelijks te onderscheiden van Re) en het kind Horus, zoon van Osiris en Isis. Hij komt overeen met de Griekse god Apollo. Zijn embleem is de zonneschijf met vleugels.

(Uit: Fabelmensen, met tekeningen van Ed Koenders, uitgeverij Liverse, 2010)