Ongewoon woningblok
Wat mag de toedracht zijn?
Stuntwerk? Art brut?
Een bouwkundig barbaar?
Het resultaat van een
Architectuurprijskamp?
Of (naar ik hoop)
Slechts van lijmpot en schaar?
Truus, een bijdehante meid
Ging gewillig uit de kleren
Waar haar bedje was gespreid
In een club voor rijke heren
Toen een rijke lesbiënne
Haar eens zei waar ze aan dacht
Moest ze toch wel even wennen
Maar ze heeft haar taak volbracht
“Ik ga voor mezelf beginnen, “
Dacht ze op en goede dag
“In een wip ben ik dan binnen
Als ik het zo zeggen mag”
Zij vond gauw een onderkomen
In een onderhouden pand
‘t Was een zaak om van te dromen
Ze betaalde het contant
Truus heet voortaan ‘ Ellen-Joyce’
En bericht: ‘For girls and boys’
HHamer en klokkenspel
Alex en Máxima
Spelen met nakroost
Een meesterlijk werk
Wel vlucht papa met zijn
Onlustverspreidende
Koninklijk fluitje
Vervroegd uit de kerk
Maxima is bijna tien jaar getrouwd en maakt enthousiast propaganda voor de actie: Kinderen maken muziek.
Tijd lijkt niet stil te staan
Tien jaar getrouwd alweer!
Maxima maakt haar
Geheimen publiek
Dankzij haar kroonprins de
Bekkenwerklustige
Vond zij in kinderen maken
Muziek
Een naaister gebruikte in Pasop
Een pop van haar dochter als paspop
Plots riep ze: “Verrek
Die paspop is lek”
Die pop van haar kind was een plaspop
Hij was verliefd tot over beide oren
Hij sprak haar aan, volledig van de kaart:
'Zo'n mooie vrouw is eerder niet geboren
Geen vrouw die jou in schoonheid evenaart’
Als dank kreeg hij een glimlach en een kus
Waarna zij sprak:’ Ik heb een tweelingzus’.
Dreigende dijkdoorbraak
Water in Woltersum
Boertje van tachtig
Snapt niets van paniek:
Man, wat ain boudel die
Evacuoatiedraang
’t Stroomt ja al vartig joar
Onder de diek
Kiek noar de kosten man
Zaandzak en legerhölp
En dan die drökte
Op naais en swaartwit
Stop toch dai sinten in
Riepenverbeterplan’n
Ik blief hier zitten
Dou kriegst mie nait mit
Laat hier een afdruk van je woorden staan.
Al moet je schrijven in het brandend zand,
Dicht, zing! Laat vlammen uit de regels slaan.
De twijfelaar die immer door zal gaan
En kattebellen krabbelt aan de rand,
Laat hier een afdruk van je woorden staan.
De wijze die zijn letters telt als graan
En metaforen aan de hemel spant,
Dicht, zing! Laat vlammen uit de regels slaan.
De hofnar met zijn lach en met zijn traan,
Die altijd worstelt met zijn spiegelkant,
Laat hier een afdruk van je woorden staan.
De zoeker in het oog van de orkaan,
Met naalden door zijn uitgestoken hand,
Dicht, zing! Laat vlammen uit de regels slaan.
En als het vuur in sintels uit zal gaan,
Vloek, schreeuw, verhef je stem met moord en brand.
Laat hier een afdruk van je woorden staan.
Dicht, zing! Laat vlammen uit de regels slaan.
De opmaat van het verse jaar bespant
de grond met flinterdun wit vilt. De lucht
kneedt winterharde wolken, dicht beplant.
Een toverhazelaar pakt uit. Berucht
bericht van kale klauwen waar als vaan
een gele sjerp in hangt. Zo schel als goud
van ver. Van dichtbij zie je sterren staan,
van bloemblad, licht gekruld. Het hout blijft koud.
Kijk daar: drie spreeuwen hebben opgelet,
hun wijze kelen lachen om het fel
geluk dat plaatselijk is ingezet.
Een rijk begin op arm hout. Goed en wel
kwartier gemaakt, bewonderd, dan ontzet:
door wind van stam gejaagd – op hoog bevel.
In ieder einde schuilt een nieuw begin.
We tellen de seconden met zijn allen,
straks laat ik de champagnekurken knallen,
het zou dan voor het eerst zijn dat ik win.
Ik kus alvast de vrouw die ik bemin,
we wachten op de winnende getallen.
In ieder einde schuilt een nieuw begin,
We tellen de seconden met zijn allen.
Helaas, het zit er ook dit jaar niet in,
weer weten ze mijn leven te vergallen.
Ik laat mijn lot in de papierbak vallen,
wie weet heeft het op die manier nog zin:
in ieder einde schuilt een nieuw begin.
Hoe fliederefladdert
op zoek naar zichzelve
het eenzame zielke
door 's Heemels gewelve.
Wat fladdert ge zielke,
met vlijtige vlerk
en spiedt ge rondomme
in het zalige Zwerk?
"Ik zoek", sprak het zielke,
"in licht en in schaûw
Blavatsky en Krishna
alnevens god Lou.
'k En zocht in mijn leven
den heiligen graal
doch vind het Hiernamaals
maar eendlijk en kaal.
'k En zie hier geen Cayce,
geene elementalen;
laat staan megalitische
Kelt'se spiralen.
'k En was van heer Gurdjieff
en Hahnemann vol,
van Tikulti-Ninurti
en de Bardo Thodol.
'k En dweepte met Rhâdârâm
Sita Lakhsmi,
de Maitreya, Sai Baba
en de theosofie.
'k En deed aan I Tjing
de Tarot, las de Veda.
Als sjamaan smookte ik gers;
ja, ik wérd Castaneda!
'k En las geeren Sheldrake
en was fier epigoon
van Hubbard, Adamski;
ja, zelfs van Piet Vroon.
Maar nu? Zelfs geen Helle
geen Eeuwige Brand.
'k En heb hier geene moer
aan Emile Ratelband.
Geen chakra's, geen Alfa
geen Zen en geen prana:
't En lijkt hier verdomme
wel net het Nirwana!" "
"Ach zielke", zoo sprak ik
vol deernisse, "och arme
ge kunt u nochtans toch
aan ééne troost warmen.
Het maakt alles niet uit,
dus wat kan het u deeren:
ge zult immers varings
weêr reïncarneren?"
eendlijk= saai
gers= gras
varings= spoedig
Het is de maand van de spiritualiteit en gisteren was de sterfdag van Guido Gezelle, dus we slaan maar eens twee vliegen in één klap.
Alsof de kunst genadeloosheid heiligt!
Donszachte dieren liggen hier als pier.
Ik wil en kan niet naar die lijken kijken.
Om zeep geholpen enkel om te pronken;
Fijt maalde blijkbaar niet om dierlijk leed.
Bewijsstuk is het van een massamoord
met voorbedachte rade, maar verjaard –
Linda Bolder
Liep op zolder
Met een héél héél héééél lang touw
En die knappe jonge vrouw
Heeft dat om een balk gebonden
En ze hebben haar gevonden
In haar huisje in Den Helder
Hangend in de koude kelder
Net alsof ze vredig sliep
Ach, wie hoog klimt valt heel diep