O Vaderland, o edel land der Belgen, Wees immer groot, wees immer fier en vrij, Wij zijn U trouw, wij kroost van kloeke telgen, Het hart vol vuur en gloed, dat zweren wij. Ons driekleurvlag in stad en veld en dreven Is lijk een rots in uwen grond geplant, Door heel het land wordt hart’lijk aangeheven: "Voor Koning, Recht en Vaderland", Door heel het land wordt hart’lijk aangeheven: "Voor Koning, Recht en Vaderland", Door heel het land wordt hart’lijk aangeheven: "Voor Koning, Recht en Vaderland!"
Het volkslied zingen zondag Gaat nu eens niet verkeerd Wij kennen dat maar amper Naar dikwijls wordt beweerd ‘Den coninck van Hispanjen Heb ick altyd geëert’ Dat heeft het Spaanse elftal Vast wél op school geleerd
Het zal toch niet, het zal toch niet gebeuren Dat Robert ons alweer te vroeg verlaat De Varssevelder toont zich wegpiraat Na tweemaal in een vroege rit te pleuren
Een ellepijp die moet je ook niet scheuren De eerste week dan hoor jij ongeschaad Te wachten tot je in de bergen gáát Doch heden zal de Tour slechts om jou treuren
Maar eens dan rijd je – wij staan dan te juichen – De koninginnerit, minuten los En alle concurrenten zullen buigen
Want eens dan word je berggeit, beer én vos Voor ieder valt de gele droom in duigen Maar niet voor jou, jij bent de nieuwe Boss!
* Buiten al onze uiterst strenge eigen regels om hebben we dit Tourgedicht al geplaatst voordat de gedichten van De loftrompet alle vier zijn gepubliceerd. Als nieuwkomer heb je nou eenmaal wat privileges! Heb je al iets ingestuurd, dan zullen we dat binnenkort plaatsen en heb je nog niets ingestuurd, mail ons dan op Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
De eerste helft: een nogal bleek gezicht. Het spel dat kan geen kijker nog bekoren. De tegenstander weet al snel te scoren, Het defensieve gat wordt niet gedicht.
De Nederlandse ploeg lijkt veel te licht. De fans die laten zich nog amper horen. Er is geen druk. Er is geen drang naar voren. Geen enkel schot wordt op het doel gericht.
Maar na de rust begint de leeuw te brullen En raken de kanaries uit hun doen Door prachtig spel en goals om van te smullen.
Door dit gezicht gelooft het legioen Dat Nederland zijn droomwens kan vervullen: Oranje wordt de wereldkampioen!
Mijn bessen zullen nooit tot wasdom komen, want in mijn tuin zijn merel, duif en mus. Die vinden hier het toetje van hun dromen en door hun aller vraatzucht komt het dus.
De mussen komen meestal met zijn allen. De merels komen liever één voor één. De duiven zijn bijzondere gevallen: die eisen heel de boom voor zich alleen.
Bij aankomst eet de duif een enkel besje, dan gaat hij zitten wachten in de top en elke vreemde duif leert hij een lesje, want hij alleen eet hier de bessen op.
Ben jij een mus die het geluk wil delen? Of juist een merel die graag stil geniet? Of toch een duif die niemand echt kan velen en ieder ander als bedreiging ziet?
Als alle dieren morgen konden praten En elke deling werd een priemgetal Als doughnuts vierkant waren zonder gaten En oorlog was nog maar een grensgeval
Als bomen konden lopen in de straten En ieder kind kon spelen met een bal Als er geen kosten waren maar slechts baten En van extase maakte men een mal
Als zelfs de dood ons vredig had verlaten En alles dreef in een verlicht heelal Ook dan verkeerde hij in alle staten En dwepend dweilde hij zijn tranendal
In ’t klooster wordt er altijd hard gewerkt De broeders wassen, drogen , boenen, soppen Het werk dat moet gedaan is onbeperkt Men denkt zelfs als het schemert niet aan stoppen
De broeders wassen, drogen , boenen, soppen Dan is er ook het werk nog in het veld Men denkt zelfs tijdens schemer niet aan stoppen Zolang niet voor de metten is gebeld
Dan is er ook het werk nog in het veld Ze moeten schoffelen en onkruid wieden Zolang niet voor de metten is gebeld Ja, monniken zijn ijverige lieden
Ze moeten schoffelen en onkruid wieden Ze produceren als bekend abdijsiroop Ja, monniken zijn ijverige lieden En zetten de abdijsiroop te koop
Ze produceren als bekend abdijsiroop Ze volgen heel zorgvuldig het brevier En zetten de abdijsiroop te koop En drinken van het zelfgebrouwen bier
Ze volgen heel zorgvuldig het brevier Het werk dat moet gedaan is onbeperkt En drinken van het zelfgebrouwen bier In ’t klooster wordt er altijd hard gewerkt
‘Sint Michaël zei: “Jeanne, wees niet bedeesd verlos het land, je wordt alom gevreesd!” Toch denk ik, nu mijn broek begint te branden: het is de stem van Lucifer geweest.’
Er was eens een rijmende Zwitser Die sprak steeds maar bitser en bitser Van verskundig belang Nou hij gaat maar zijn gang Maar ik vind een limerick blitser
Ik bad er dikwijls om maar werd nooit bader –
een kinderklomp is zomaar nog geen schoener –
ik was des duivels maar toch zelden Moener
dan hij die droogte treft als ware wader.
Bij welke daden noemt men mij een doener?
Wat deed ik ooit om door te gaan als dader?
Dè daad, roept u, maar nee, aan mij geen vader
wat dat betreft ben ik toch meer een zoener.
En bij het water zat ik aan het kader
maar trof het slecht, mijn maat was een lauwloener
en lachte als een echte ha-ha-hader.
Toch werd de prille lente stilaan groener
en vloeide mij de Eden door de ader:
ik waande mij Jan Pieterszoon, maar koener.
Ze heeft daar naast de ingang postgevat en ik ontkom er niet aan haar te groeten. Heeft zij verloren of nooit iets gehad? Ze heeft daar naast de ingang postgevat. Ik hoef het niet te weten, hoe of wat, waarom zij in dit leven zo moet boeten. Ze heeft daar naast de ingang postgevat en ik ontkom er niet aan haar te groeten.
De klokken zullen voor Dick Bruna beieren Wie kan er aan zijn prachtkonijntje tippen? Een cirkel en een kruisje en twee stippen: Hij is ook goed in boter-kaas-en-eieren