Ik bad er dikwijls om maar werd nooit bader –
een kinderklomp is zomaar nog geen schoener –
ik was des duivels maar toch zelden Moener
dan hij die droogte treft als ware wader.
Bij welke daden noemt men mij een doener?
Wat deed ik ooit om door te gaan als dader?
Dè daad, roept u, maar nee, aan mij geen vader
wat dat betreft ben ik toch meer een zoener.
En bij het water zat ik aan het kader
maar trof het slecht, mijn maat was een lauwloener
en lachte als een echte ha-ha-hader.
Toch werd de prille lente stilaan groener
en vloeide mij de Eden door de ader:
ik waande mij Jan Pieterszoon, maar koener.
Ze heeft daar naast de ingang postgevat en ik ontkom er niet aan haar te groeten. Heeft zij verloren of nooit iets gehad? Ze heeft daar naast de ingang postgevat. Ik hoef het niet te weten, hoe of wat, waarom zij in dit leven zo moet boeten. Ze heeft daar naast de ingang postgevat en ik ontkom er niet aan haar te groeten.
De klokken zullen voor Dick Bruna beieren Wie kan er aan zijn prachtkonijntje tippen? Een cirkel en een kruisje en twee stippen: Hij is ook goed in boter-kaas-en-eieren
Ik vind je werkelijk een wereldvent Je bent de droomman uit mijn fantasieën In mij geïnteresseerd, oprecht attent Met jou geniet ik echt van elke moment Je stem klinkt fraai als duizend symfonieën
Ooit zonk de moed mij naar mijn jonge knieën Toen ik vernam dat jij al zestig bent Getrouwd en al sinds tijden met zijn drieën Met zoon - Er zijn wel slechtere kopieën Al mist jouw jonge versie veel talent -
Wat erg veel goed maakt, dat is vaderdag Omdat ik jou dan lekker zoenen mag
Hij zag de wereld als een ‘stad der blinden’, Geloofde absoluut niet in een god Want net als geld maakt godsdienst veel kapot Als monsters die de maatschappij verslinden.
De armoe die hij jong moest ondervinden En hoe de landarbeider werd geknot, Het roerde hem en moest wel leiden tot Geschriften over al wat hem niet zinde.
Zijn vaardigheid als romancier was groot: Hij kreeg de prijs der literaire prijzen En maakte vele lezers deelgenoot.
Hij wilde hen een soort van uitweg wijzen. Nu is de schrijver Saramago dood Maar in zijn werken zal hij weer verrijzen.
Zolang men op de vuvuzela blaast, -Een zwaar geluid dat niet valt te negeren Bij elke bal, al gaat die ook ver naast- Zal Koning Voetbal over ons regeren.
Zolang Oranje op de titel aast En kans bestaat dat het zal triomferen Verkeert het halve volk in hoger sferen En raakt, zo lijkt het wel, nooit uitgeraasd.
Toch weet je: binnenkort dan keert het tij, Dan komt het legioen weer snel bij zinnen En is, helaas, de euforie voorbij.
Ook deze keer zal Nederland niet winnen. Maar over vier jaar zal de dromerij Gewoon opnieuw van voor af aan beginnen.
De toekomst van de kunst is ongewis: ze heeft geen waarde van betekenis zo is nu vastgesteld door economen die ook nog tot de slotsom zijn gekomen dat alles zonder waarde weerloos is.
Je kunt het toch het beste zelf ervaren die rust op zondagmorgen bij de vaart Ik wil het zonlicht voelen in mijn haren Ik wil niet langer toeven bij de haard
Je ziet een visser naar zijn dobber staren Zijn trouwe pitbull kwispelt met zijn staart Er wandelen verdwaalde minneparen Een paardenmeisje knuffelt met haar paard
Een restaurantje adverteert zijn waren, de handel van de slaperige waard Omdat het nog te vroeg is voor tartaren bestel ik koffie met een stukje taart
Ineens scheurt er een speedboot door de baren Ik schrik van alle onrust die dat baart
Zeg bent u daar, mevrouw, mevrouw, ik dacht, ik roep maar even: Joehoe! Het schaap Veronica stond bij de open deur. Wie daar? riepen de dames Groen, wij hebben al gegeven, Wat doet u hier? We willen rust en verder geen gezeur.
Maar dames toch, ik ben het hoor, u zult mij vast herkennen, Ik kwam vaak op visite, vroeger, voor een kopje thee. U vond het fijn om mij met snoep en taartjes te verwennen. De dames keken naar het schaap en schudden traag van nee.
Nou ja, meenden de dames toen, kom toch maar even boven, Wel voeten vegen, lieve kind, hoe heet u ook alweer? Veronica het schaap mevrouw, het is niet te geloven, De jaren gaan zo vlug voorbij, weet u het echt niet meer?
Het schaap hing snel haar mantel op en kwam de suite binnen, Ze keek oplettend om zich heen en zei wel wel, zo zo, Er is hier niets veranderd, zeg, waar zal ik eens beginnen… Neemt u toch plaats, mejuffrouw schaap, neem plaats in de krapo.
Eerst was er thee met kaakjes, het gesprek viel wel wat tegen. Het werd een uurtje later en ze kreeg een glaasje rood. De dominee, hoe vaart hij? vroeg Veronica verlegen. Ocharm, snikten de dames Groen, de dominee is dood.
U moet maar gaan, klonk toen een stem, ’t is tijd voor het toilet. De dames krijgen straks hun pil en gaan terstond naar bed.
Men zat gezellig, zondagmiddag, zonnig in de suite, de dames Groen die breiden samen aan een wollen sjaal, de dominee was na de dienst ontboden op visite, het schaap Veronica dat las een boek, een reisverhaal.
Ha, zei Veronica, ik heb het altijd ergens wel geweten, ik kom als schaap niet hier maar van daarginds heel ver vandaan, want ooit heb ik in hoge woeste landschappen gezeten … Ach, riep de dominee, u komt dus werkelijk van de maan?
Zeg dominee, u moet het arme schaap toch niet zo plagen, de dames Groen die breiden ondertussen vruchtbaar door, juffrouw Veronica heeft existentiële vragen, dan bieden wij haar welbeleefd ons luisterende oor.
Ik lees hier, zei Veronica, met blosjes op haar wangen, van de Faeröer, ‘t schapeneiland, mijn geboorteland! Ik krijg opeens een groot en sterk verhuisverlangen, ik weet het zeker, later word ik schaap en emigrant!
Je hoorde in de suite liefst een viertal naalden vallen, de dames Groen verstijfden, werden bleker om de mond, de dominee die wreef onder zijn bril over zijn wallen, ze sputterden: Maar hier, bij ons, is uw geboortegrond!
Veronica riep proestend: Zo, dat was toch wel touché! Wie wil er nog zo’n lekker bokkenpootje bij de thee?
KIJK, zei het schaap Veronica. Die wijzer gaat bewegen… Nou komt het vuurwerk, want nou staan de wijzers op elkaar! Welnee, zeiden de dames Groen. Het is pas kwart voor negen. Om twalef uur vanavond pas begint het nieuwe jaar.
De dominee sprak: Juist! Dan gaan we vuurpijlen afsteken. Het is een prachtig jaar geweest, maar straks is het voorbij. Laat ons dus heden onze goede voornemens bespreken, opdat we januari in gaan met een Schone Lei.
Hè ja, zeiden de dames Groen. Men wil zich soms bezinnen, met weemoed en een glaasje uit de zondagse karaf. Wij namen ons net voor aan deze puzzel te beginnen. Hij heeft tienduizend stukjes en hij moet van ’t jaar nog af.
Het schaap beloofde: Ik zal nooit meer van de kerstboom eten en niesen doe ik voortaan altijd keurig in mijn staart. De dominee die raadpleegde langdurig zijn geweten; hij maakte een Geheime Lijst en wierp die in de haard.
Elf oliebollen later wees het schaap naar de pendule: Maar nou is het toch echt zover, nou heb ik ’t goed gezien! Kom dominee, de lucifers. Óp naar de vestibule! Welnee, zeiden de dames Groen. Het is pas tien voor tien.
Opeens begon het buiten hard te ploffen en te knallen, met overal gezoef, geflits, gedaver en gegil. Ze stonden elkaar even aan te kijken met z’n allen. Toen gniffelden de dames Groen: Ach gut, de klok staat stil.
Sjampanje! riep de dominee, bekomen van de schok. Veel heil en zegen! En ik repareer dit jaar de klok.
Nou, zei het schaap Veronica, je kunt me veel vertellen, maar naar de dames Groen ga ik voorlopig niet meer toe. Ze hadden het gewaagd mij gisterochtend op te bellen en me meteen gevraagd wat ik het komend weekend doe.
Tja, zei het schaap, ik weet het niet, ik heb nog niet veel plannen ik dacht een rustig dagje naar mijn vrindjes in de wei. Toen antwoordden de dames Groen: het gaat om onze mannen, de toekomst van de natie en de hoop der maatschappij.
Wel, dacht het schaap Veronica ik moet de dames helpen – een schaap is als er oorlog dreigt tot elk gevecht in staat en kan als een volleerd verpleegster zelfs een bloeding stelpen – ze holde naar de Lindelaan en meldde zich paraat.
Daar stonden onze dames Groen te wieb’len op een steiger, met vlaggen en gierlandes en ze joelden huizenhoog, met mal-oranje petjes op en op hun buik een tijger; de dominee zong psalmen in oranje bef en toog.
Hier stond het arme schaap, de hele laan kleurde oranje. Wa-wat kreunde Veronica, wat is hier aan de hand? Hup hup, hebt u dan niet gehoord van onze steunkampanje: wij gaan de straat versieren voor een foto in de krant.
Een schaap kan zóveel hebben, zei Veronica ontdaan; ze is toen van de weeromstuit meteen naar huis gegaan.
TE DROMMEL, kloeg de dominee, vannacht kon ik niet slapen! Mij kwelden honderd muggen met demonisch luid gezoem. De torenklok sloeg drie, sloeg vier – en ik, ik telde schapen. Ik woelde en ik woelde en ik dacht aan J.C. Bloem…
Insomnia! De hele lange nacht bleef ik aan ’t tobben over die ene regel, van Der Doodsklaroenen Stoot. Ik kreeg opeens zo’n trek in een kroketje van Van Dobben. Of twee kroketjes. Maar er was alleen maar suikerbrood.
O! antwoordden de dames Groen. En die Parijse wafels? We vroegen ons al af waar die gebleven konden zijn… Als wij niet kunnen slapen, repeteren we de tafels van dertien en van zeventien, vanwege onze lijn.
We worden altijd zo nerveus van ’t tikken van de wekker; daar zetten we dan meestal onze theemuts overheen. Maar ja, dan hoor je hem weer níet. Dan slaap je ook niet lekker. De Leegte! sprak de dominee. Luguber fenomeen!
Zeg, zei het schaap Veronica en keek in de beschuitbus, dit ziet er óók luguber uit. En waaro is de zjem? ’t Is algemeen bekend dat ik geen krekkers en geen fruit lust! verkondigde de dominee met overslaande stem.
Zo? zei de ene dame Groen. En vast ook geen sardines? De andere dame Groen zei: En geen glaasje o de vie? Ahum, zei ’t schaap Veronica. Die Belgische pralines, die zijn ook op. En gisteren toen waren er nog drie.
De dominee werd langzaamaan zo rood als een pioen. Eh… zei hij toen. Zal ík dan straks de boodschappen maar doen?