Huiduitslag! Ademnood!
Jeuk en ontstekingen!
Één zijn met Moeder Natuur
Was mijn droom

Maar met die lastige
Eikenprocessierups
Knuffel ik nooit meer
Spiernaakt met een boom

Een sympathieke, Vlaamse import-Brit,
Die Tommy Simpson, die per se wou slagen
Een renner met talent, geschraagd door pit

Hij dorst de concurrentie uit te dagen
En was niet bang zijn lichaam pijn te doen
Ook kon hij het gewicht van koersen dragen

In Spanje werd hij wereldkampioen
En Nice, San Remo, Lombardije schonken
Hem net als Vlaanderen hun winnaarszoen

Zijn lot is op de Mont Ventoux beklonken:
Gaf doping hem de dodelijke douw
En had hij ook te veel cognac gedronken…

Het wielervolk was even diep in de rouw
Toen trouwde Barry Hoban Simpsons vrouw

Te Weesp deed een fata morgana
haast iedere ochtend een haan na.
'Men hoort geen lawaai',
zegt het ding, 'als ik kraai,
maar ik laat wel een prachtige waan na.'

Mijn buurmans poes heeft door de sneeuw gelopen
De stapjes liggen vast in een patroon
Dat ragfijn in het wit is afgedrukt 

Een kunstwerk, zo subliem en zo gewoon
Zo onopzettelijk volmaakt gelukt:
Heel even lijkt het leven vol met zin

Ik kijk verrukt naar dit natuurproduct
Helaas - vanmiddag valt de dooi weer in
En morgen is de boel wel weggedropen

En u - al stampt u nog zo in de sneeuw
Geen spoor dat van u rest na nog een eeuw 

 

Mijn moeder bracht me net een kopje thee
Ze had er een biskwietje bijgedaan
Ik was verrast

Op zondag in de chambre séparée
Jawel; maar waarom werd ik nu spontaan
Hierop vergast?

De orde van de dingen was verstoord
Dat maakte mijn op rust gestelde brein
Wat van de wijs

Maar mijn protest werd in de kiem gesmoord:
‘Het is een feestdag en tractaties zijn
Hierbij een eis’

‘Wat is er feestelijk aan deze dag?’
Vroeg ik na een langdurig diep gepeins
'O lieve moe?'

‘Hier is een hint’, zo riep ze met een lach
En kneep toen met een vreemde scheve grijns
Haar ogen toe

Met vlakke hand sloeg ik mij voor mijn kop
Want deze hint begreep ik zeer terstond
En zei: ‘Ach, ja’

Ik at dus mijn biskwie met graagte op
En sprak, al had ik wel een droge mond:
‘Hiep hiep hoera’

 

Aah.. vijfenzestig zijn!
Mét een bejaardenpas!
Nu volgt een blij
Onbekommerd bestaan

’t Is wel wat sneu voor je
Reïntegratiecoach
Want die verliest nu dus
Zelf ook zijn baan

Ook al zijn zijn haren grijs
en geniet hij van zijn mok,
toch klinkt zijn stem nog als een klok
en de tekst is van de Wijs.
De vuvuzela suist nog in de oren
Het netvlies bloedt: hup Holland, hand in hand
We hebben meer gewonnen dan verloren
En weten: het gaat goed met Nederland
We dumpen hoedjes, toeters, meuk en franje
Zo kleurt nu zelfs de vuilniszak oranje

Een man zit in zijn achtertuin te schrijven
En zoekt de rust op vellen wit papier
Hij denkt: ze moeten niet zo overdrijven
Seizoenen glijden langs zijn glaasje bier
Beseft: in ’65 hield ik van je
Mijn eerste lieve meidje in oranje

Hij mijmert even weg bij de kastanje
En schrijft dan: land ontploft in fel oranje
Een mens wordt op een goede dag geboren
-Hij komt tevoorschijn uit de moederschoot-
Door goed te eten wordt hij langzaam groot
En ook wat minder nat achter de oren.

Wanneer het lot hem niet pardoes komt storen
En hij niet alles doet wat god verbood
Dan gaat hij doorgaans niet vroegtijdig dood
En krijgt ruim kans van zich te laten horen

Nou, Ivo deed dat dus door tekst te dichten
En zondags jarenlang vroeg op te staan
Om de natuur poëtisch te belichten.

Zo werd hij gaandeweg een veteraan
Met korter haar en strammere gewrichten.
Maar of een dichter met pensioen kan gaan?
Die éne goal zo kort voor tijd,
het rood en geel in deze strijd,
dat staat geen wereldkampioen.
Dàt wou ik toch nog even kwijt.
Je ondervindt een dagje later
De leeuw is slechts een reuzekater
 

Het verraet van den Graaf van Rennenberg, ghestoockt door seyne suster Cornelia, wiert heden gruwelyckx gheevenaert.
Het jammerlick geklag daer mede het Nederlant vervult is heeft seer wijt verspreyt, ja is tot inden Hemel opgeklommen.
De menichte der vrome luyden die dit Liedeken nu singen is groot:

Oranjes edel bloet
    is wreedelyck verslaeghen
doort vuyghe Spaens ghebroet.
    Gaf God die last te draeghen?

Oft was hier snoodigh spraecke
    van eene konckeldaet?
Wie liet syn pligt versaecken
    en pleeghde sluyps verraet?

Wie was de wegbereyder
    voort slaeghen der Spanjool?
Heer, waarom maeckte Sneyder
    gheen enckelt maele goal?

Als Samson die sich door
    Delila liet verleyden
soo viel oock Wesley voor
    een pronckjuweel der meyden.

En seer begheertig van
    haer sagt en heesch gefluyster
quam hy soo in de ban
    vant Roomsche Helleduyster

Sy maeckte hem soo geck
    de Paepsche kant te kiesen!
En soo quamt dat de Speck
    insteede te verliesen

syn Seegevlagghen plantte
  en schielyck overwon.
Dat dancken wy Yolante
    die Hoer van Babylon!

Het Wilhelmus ("In dese tydt heeftmen gesongen dit volgende Liedeken; ‘twelcke groote vrucht onder vele luyden schafte/ elcke eerste letter des veers vervolgens medebrengende den naem des Princen voorsz.”), tiende couplet:

Niet doet my meer erbarmen
   In myn swaer ongeval
Dan datmen siet verarmen
    Des Conincx Landen al.
Dat u de Spanjaerts krencken
    O edel Nederland!
Als ick dat gae bedencken,
    Myn edel harte brant.

Langzaamaan verdampt de tijd.
Nog even, dan ontbrandt de strijd.
Wordt Holland wereldkampioen
of raakt de leeuw zijn ballen kwijt?
Nog even en dan komt de tijd.
Dat het voorbij is met de strijd
Goddank, geen wereldkampioen
Wel hoogmoed, waanzin, wansmaak kwijt
De leeuw verandert met de tijd:
geen toonbeeld meer van echte strijd.
Verliezer, wereldkampioen?
Te lang is hij de weg al kwijt.
Geen tweede Antwerpen!
Nederland – Spanje dus
Voetbal als wraak
Op het Spaanse gespuis

Hollandse veste toont
Furiebestendigheid:
Rode armada
Verslagen naar huis!

Even vooruitblikken:
Zinkende woonboten
Dronken malloten
Massaal door het lint

Holland: een dolhuis met
Capaciteitsgebrek
’t Is maar gelukkig
Dat Spanje het wint

De tijd verstrijkt er bijna ongemerkt
Men is er druk met allerhande zaken
In ’t nonnenklooster wordt ook hard gewerkt
De nonnen kennen allemaal hun taken

Men is er druk met allerhande zaken
Zoals de lichaamsgeur van de abdis
Men geeft het toe met schaamrood op de kaken
De kloostermoeder ruikt ietwat onfris

In ’t nonnenklooster wordt ook hard gewerkt
Aan zuster Eva’s alcoholverlangen
Zij zegt dat zij zich in ’t gebruik beperkt
Maar ‘Coebergh ‘ dampt in alle kloostergangen

De nonnen kennen allemaal hun taken
In ’t nonnenklooster wordt ook hard gewerkt
Men is er druk met allerhande zaken
De tijd verstrijkt er bijna ongemerkt
*

O Vaderland, o edel land der Belgen,
Wees immer groot, wees immer fier en vrij,
Wij zijn U trouw, wij kroost van kloeke telgen,
Het hart vol vuur en gloed, dat zweren wij.
Ons driekleurvlag in stad en veld en dreven
Is lijk een rots in uwen grond geplant,
Door heel het land wordt hart’lijk aangeheven:
"Voor Koning, Recht en Vaderland",
Door heel het land wordt hart’lijk aangeheven:
"Voor Koning, Recht en Vaderland",
Door heel het land wordt hart’lijk aangeheven:
"Voor Koning, Recht en Vaderland!"

Log in

Gebruikersnaam en wachtwoord:

Zoeken

Forum Recent

Uit het archief

Epifanie

 

De opmaat van het verse jaar bespant
de grond met flinterdun wit vilt. De lucht
kneedt winterharde wolken, dicht beplant.
Een toverhazelaar pakt uit. Berucht

bericht van kale klauwen waar als vaan
een gele sjerp in hangt. Zo schel als goud
van ver. Van dichtbij zie je sterren staan,
van bloemblad, licht gekruld. Het hout blijft koud.

Kijk daar: drie spreeuwen hebben opgelet,
hun wijze kelen lachen om het fel
geluk dat plaatselijk is ingezet.

Een rijk begin op arm hout. Goed en wel
kwartier gemaakt, bewonderd, dan ontzet:
door wind van stam gejaagd – op hoog bevel.