Voor Johan Andreas Dèr Mouw  

Je lijkt op iemand, en ‘k weet niet op wie.
Soms lijkt het of je ’n halve aardkloot bent.
Op boomstronken sjouw jij een continent 
door India, in een menagerie. 

Adwaita is je naam, de schildpad die
de maharadja zelf nog heeft gekend:
tweehonderdvijftig jaar balancement
en stil bioscopeert mijn fantazie. 

Tenslotte stierf je. Men behield je schaal
en een koolstofmeting moet nu gaan bepalen:
was jij het oudste dier ter wereld toen?

Er rest een schild vol korstmossen en gras.
Maar een Brahmaan herrijst steeds uit zijn as.
Ja, één keer nog je leven overdoen.



Deze maand hebben we twee sterfdagen van bekende dichters: Burns, die hebben we net gehad en Johan Andreas Dèr Mouw (8 juli 1919).


We hebben ook een geboortedag vandaag: 24 juli 1863 werd Johan Andreas Dèr Mouw geboren in Westervoort.
Iedereen kent wel zijn regel: ‘k Ben Brahman, maar we zitten zonder meid’.
Adwaita, zoals hij zich noemde, was driftig op zoek naar het Al en keek niet op een komma meer of minder in zijn stomendgloeiende  kosmische pogingen het Grote met het Kleine te verbinden.
Om een indruk van zijn belevingswereld te geven hier een paar gedichten waarin ik even zijn  stijl geleend heb:


‘K groei opwaarts, ‘k stoot ’t hoofd aan Orion
‘K stap voorwaarts, ‘k struikel over de Karpathen
Tot Melkwegstof vervloeên mijn ledematen
‘K smak neer, ‘k grijp hoûvastzoekend naar de Zon

’T Al vonkenregend, gloeênd brandt Achnaton
Mijn wolkgewade hemelkleed vol gaten
‘K vloek: ‘Honderdduizend bommen en granaten!’
En doof’t met d’Oceaan uit mijn bidon

‘K herrijs! ‘K vlieg op! ‘K herneem mijn ijle vlucht!
En donderstroom in Brahman’s groot gerucht

Eén word’k, Eén ben’k, met Kosmos en atoom!
‘K bekroon mijzelv’ met god en chromosoom!

‘K omgord mijn lend’nen met Attila’s horden!
Ach, dat die paddo’s nou verboden worden!


Nog eentje, dan heb je het idee wel:


’T gulz’ge, zonn’ge, wich’lend, grac’lijk org’len
Van infuzoren; ’t vred’ge Helicon!
’T Onwill’ge, deft’ge, bloed’ge Pantheon!
‘K vang aan weêr stott’rend een sonnet te gorg’len!

Een gorgelrijm! Kan: ‘K kies U klaar te morg’len?’
Al tast’k en aai’k en lees’k mijn Lexicon
(Waar’k meen’g duur woord als ‘troglodyt’ in von)
Helaas en shit! ’T Zwijgt mordiaal van ‘morg’len’

'K ben Brahman in het diepst van mijn gedachten
Waarom zou ik dan niet de taal verkrachten?

‘K rijmd’ooit zelfs unverfroren op ‘sanskrit’
Dit zonder blikk’n of blooz’n: ‘Neen, ik dans niet’

'K beheers én Orion én Zonnestraal
Maar niet, eilaas, de Nederlandse taal

Om deze grote dichter te eren nodigen we je van harte uit ook eens iets in zijn stijl te maken.
Dat heeft hij wel verdiend.




Gehaald? Proficiat! Geniet ervan!




Maar als je nou niet zo goed lopen kan




Dan jat je toch gewoon de gladiolen?



En wie verstandig is verkoopt ze dan

Weet u misschien waar Tinte ligt
Of Nietap, Wapse, Zwingelspaan
Of Oldetrijner, Oversticht
Tjamsweer of Tijenraan

En zocht u ooit naar Zalk, Zilk, Ziek
Naar Beesd, naar Dorregeest of Deest
Terhull, Termaar of naar Terdiek
Naar Oegst- of Luttelgeest

Weet u de weg naar Muggenbeet
Naar Achterzinderen, Doodstil
Naar Wapse, Oventje of Reeth
Cabouw, Enumatil

Zeg, zocht u ooit naar Ee of Rhee
Naar Bedaf, Zegge, Koewacht, Ool
Naar Hee, naar Lhee, of naar Ohé
Terwispel of Terzool

Bezocht u ooit eens Eén, Drie, Acht
Of Koedood, Peize of Piaam
De Wacht, of Gracht, misschien Terwacht
Of Biert, Pasop of Chaam

Maar zoekt u nu naar Boekelo
Die ligt nog in zijn liesjemo
*



Wanneer je hitsig bent geweest
Met een matrone, goed bevleesd
Dan komt het jeukende tempeest
Dat platluis heet
Hij wordt om één ding zeer gevreesd:
Zijn overbeet

Zoals matrozen aan de mast
Klampt hij zich aan je schaamhaar vast
En deze ongenode gast
Betaalt geen huur
Nee, voor zijn kriebeloverlast
Betaal jij duur

Dus ga je driftig in de weer
Met carboleum, zeep en teer
Al doet deze remedie zeer:
Men moet toch wat
Je maltraiteert je jongeheer
De zaak ligt plat

Met zalf tot aan je heiligbeen
Heb je dan weer het rijk alleen
Omdat de laatste neet verdween
Dan is het feest
Maar hou het feestgewoel bij één
Genoeg gebeest



Nou was deze dag bijna voorbijgegaan zonder dat we aandacht geschonken hadden aan de Schotse dichter Robert Burns (1759-1796), de naamgever van de Burns stanza, een versvorm zoals hierboven te lezen is.

En dat terwijl het vandaag zijn sterfdag is.
Zoals de scherpzinnige lezer al begrepen heeft bestaat een couplet uit 6 regels met het rijmschema aaabab, waarbij a viervoetig is en b tweevoetig.

Geen vorm om hysterisch van te worden, oké, en zelfs niet door Burns bedacht (het stond eerder bekend als standard Habbie, naar Habbie Simpson (1550-1620), de 'Piper of Kilbarchan') maar zeer populair gemaakt door Burns, die een voorliefde voor de dierenwereld had, zoals blijkt uit titels als To a Mouse en To a Louse, hoewel hij ook het leerzame To a Haggis schreef.
To a Louse (waarin hij zich 16 coupletten lang opwindt over het gedrag van een luis, die hij tijdens een kerkdienst waarnam op de hoed van een voor hem zittende dame) is wel zijn bekendste en om hem te eren schreef ik dus Op een platluis.
Het schrijven hiervan heeft helaas zoveel tijd in beslag genomen zie ik nu, dat zijn sterfdag tóch ongemerkt voorbijgegaan is en gisteren was.

Snoeks en Van Gelder nu
Sport en verslaggeving
Voetbalgeleuter
Onnozel en sleets

Ook rond het fietsen heerst
Debiliseringsdrift:
Levenslang zwijgplicht
Voor Dijkstra en Smeets!

Ze dulden de steek van de zon uit de tropen
Ze laten zich slaan door orkaan en passaat
Ze blaren in Elst al maar blijven fanaat
op een roemrijke tocht door de Annastraat hopen

Een enkeling maakt het dan niettemin laat
Die schuimt door de stad om wat schaalbier te kopen
en om er na afloop wat stoelen te slopen
Folklore, meneer, men bedoelt het niet kwaad

Oh Nijmegen, Waaldorp van wereldformaat
Zet alles, je poorten, je tapkranen, open
geur op nu en voed weer mijn hamburgerhaat

Vierdaagse – het is toch volledig bezopen?
Ik leef weer een dag of wat enkel op straat
Oh Nijmegen, Nijmegen, laat het maar lopen

Huiduitslag! Ademnood!
Jeuk en ontstekingen!
Één zijn met Moeder Natuur
Was mijn droom

Maar met die lastige
Eikenprocessierups
Knuffel ik nooit meer
Spiernaakt met een boom

Een sympathieke, Vlaamse import-Brit,
Die Tommy Simpson, die per se wou slagen
Een renner met talent, geschraagd door pit

Hij dorst de concurrentie uit te dagen
En was niet bang zijn lichaam pijn te doen
Ook kon hij het gewicht van koersen dragen

In Spanje werd hij wereldkampioen
En Nice, San Remo, Lombardije schonken
Hem net als Vlaanderen hun winnaarszoen

Zijn lot is op de Mont Ventoux beklonken:
Gaf doping hem de dodelijke douw
En had hij ook te veel cognac gedronken…

Het wielervolk was even diep in de rouw
Toen trouwde Barry Hoban Simpsons vrouw

Te Weesp deed een fata morgana
haast iedere ochtend een haan na.
'Men hoort geen lawaai',
zegt het ding, 'als ik kraai,
maar ik laat wel een prachtige waan na.'

Mijn buurmans poes heeft door de sneeuw gelopen
De stapjes liggen vast in een patroon
Dat ragfijn in het wit is afgedrukt 

Een kunstwerk, zo subliem en zo gewoon
Zo onopzettelijk volmaakt gelukt:
Heel even lijkt het leven vol met zin

Ik kijk verrukt naar dit natuurproduct
Helaas - vanmiddag valt de dooi weer in
En morgen is de boel wel weggedropen

En u - al stampt u nog zo in de sneeuw
Geen spoor dat van u rest na nog een eeuw 

 

Mijn moeder bracht me net een kopje thee
Ze had er een biskwietje bijgedaan
Ik was verrast

Op zondag in de chambre séparée
Jawel; maar waarom werd ik nu spontaan
Hierop vergast?

De orde van de dingen was verstoord
Dat maakte mijn op rust gestelde brein
Wat van de wijs

Maar mijn protest werd in de kiem gesmoord:
‘Het is een feestdag en tractaties zijn
Hierbij een eis’

‘Wat is er feestelijk aan deze dag?’
Vroeg ik na een langdurig diep gepeins
'O lieve moe?'

‘Hier is een hint’, zo riep ze met een lach
En kneep toen met een vreemde scheve grijns
Haar ogen toe

Met vlakke hand sloeg ik mij voor mijn kop
Want deze hint begreep ik zeer terstond
En zei: ‘Ach, ja’

Ik at dus mijn biskwie met graagte op
En sprak, al had ik wel een droge mond:
‘Hiep hiep hoera’

 

Aah.. vijfenzestig zijn!
Mét een bejaardenpas!
Nu volgt een blij
Onbekommerd bestaan

’t Is wel wat sneu voor je
Reïntegratiecoach
Want die verliest nu dus
Zelf ook zijn baan

Ook al zijn zijn haren grijs
en geniet hij van zijn mok,
toch klinkt zijn stem nog als een klok
en de tekst is van de Wijs.
De vuvuzela suist nog in de oren
Het netvlies bloedt: hup Holland, hand in hand
We hebben meer gewonnen dan verloren
En weten: het gaat goed met Nederland
We dumpen hoedjes, toeters, meuk en franje
Zo kleurt nu zelfs de vuilniszak oranje

Een man zit in zijn achtertuin te schrijven
En zoekt de rust op vellen wit papier
Hij denkt: ze moeten niet zo overdrijven
Seizoenen glijden langs zijn glaasje bier
Beseft: in ’65 hield ik van je
Mijn eerste lieve meidje in oranje

Hij mijmert even weg bij de kastanje
En schrijft dan: land ontploft in fel oranje
Een mens wordt op een goede dag geboren
-Hij komt tevoorschijn uit de moederschoot-
Door goed te eten wordt hij langzaam groot
En ook wat minder nat achter de oren.

Wanneer het lot hem niet pardoes komt storen
En hij niet alles doet wat god verbood
Dan gaat hij doorgaans niet vroegtijdig dood
En krijgt ruim kans van zich te laten horen

Nou, Ivo deed dat dus door tekst te dichten
En zondags jarenlang vroeg op te staan
Om de natuur poëtisch te belichten.

Zo werd hij gaandeweg een veteraan
Met korter haar en strammere gewrichten.
Maar of een dichter met pensioen kan gaan?
Die éne goal zo kort voor tijd,
het rood en geel in deze strijd,
dat staat geen wereldkampioen.
Dàt wou ik toch nog even kwijt.

Log in

Gebruikersnaam en wachtwoord:

Zoeken

Forum Recent

Uit het archief

Op een kapoen



Te Goes heeft een kapoen onthuld:
ik kreeg in Spanje een consult
en heb na enig reflecteren
mijn zaakje laten repareren
de dokter liet zich snaaks ontvallen
een snoeshaan bent u, máár met ballen
genezing, zei hij, duurt een maandje
u bent weer in een wip het haantje.