Ik ben de wildgroei langs uw beukenhagen
Ik ben de slinkse kruiper in uw gras
Ik ben welhaast een onuitroeibaar ras
Ik ben uw diepe smart, uw jammerklagen
Ik blijf, al gaf u mij een giftig bad
Uw immer toegenegen zevenblad
(Hoewel bij de redactie twijfel bestond over de klemtoon vonden we hem toch te leuk om niet te plaatsen)