Met opgevoerde Zündapp reed hij snel
Naar Friese terpen of gerooide aarde
Misschien vond hij vandaag een keertje wel
Die mantelspeld of munt van grote waarde
Hij zocht met zijn detector op het land
Een piepje, goud? Hij kreeg het warm en koud
En schepte in het zand, een ring van goud!
Maar aan die ring hing wel een dode hand
Na grote schrik heeft hij de hand die gaf
Geschud en weer teruggelegd in ‘t graf