Mijn wieg stond destijds in de Waterstraat,
Waar aan een slootje mooie wilgen stonden
En wij, gewoon op straat, nog spelen konden;
Soms was het voetbal, soms ook kattenkwaad.
 
Waar nu zo’n rijtje saaie huizen staat
Lag eens een wei waar paarden zich bevonden,
Met schrikdraad waar wij ons soms aan verwondden.
Die straat was Nederland in zakformaat.
 
Nu komen er steeds auto’s doorgereden,
Je ziet op straat al lang geen spelen meer,
De buurman is inmiddels overleden.
 
Soms als ik voor mijn ouders’ huis parkeer
Verlaat mijn geest voor eventjes het heden
En zie ik weer het straatbeeld van weleer.
 
 

Uit de nieuwe bundel Het leven gaat van A tot Z.  

Log in

Gebruikersnaam en wachtwoord:

Zoeken

Forum Recent

Uit het archief

Random Runner



in het café staat achterin
een knappe blonde vrouw
beproeft haar geluk
met gooien van munten in de kast
laat haar koffie staan

ze vloekt en roept
al tweehonderd in de min
maar ze is niet gek
nog één keer vijftig 
en ze stopt

eens moet hij toch vallen
dus nu alleen nog honderd
dan kan ze weg met winst
of speelt toch minstens kiet
op die kolerekast

zo verdwijnt in een halve ochtend
in de gleuf van Random Runner
wat ze die nacht met de hare
heeft verdiend

de baas is een toffe vent
scheldt haar de koffie kwijt
en leent vijf euro
voor de tram