Al spoot ze liters haarlak in haar haren
En dacht men zelfs dat zij van ijzer was,
Al wist ze met haar mond in een grimas
Als eerste vrouw haar eigen koers te varen

Al was ze nogal machtig vele jaren
En sloeg ze vakbondsleiders met haar tas,
Al hief ze met vriend Reagan graag het glas
En wou ze communisme dood verklaren

Ze wist dat ijzer eens gaat oxideren,
Ze wist dat haar toch op den duur vergrijst
En dat dit met geen haarlak valt te keren

Ze wist dat roem zijn tol een keertje eist
En niemand op vervlogen roem kan teren,
Ze wist dat niemand uit zijn as herrijst.
 
 
 

Log in

Gebruikersnaam en wachtwoord:

Zoeken

Forum Recent

Uit het archief

Prinsjesdag, een idylle: II Goede raad

Pornografische tearjerker in drie sonnetten 

II Goede raad

‘Ik zou niet kijken’, zei mijn psychiater –
Groot kenner van de menselijke ziel –
‘want u, als kroonprinsminnend homofiel,
Zit straks met een verschrikkelijke kater.’ 

Mijn psychiater is een vlotte prater,
Maar Alexander heeft zo’n sex-appeal
Dat ik dwangmatig voor de beeldbuis kniel.
Misschien zal mij dat nog berouwen, later.
 
Want liefde spoedt zich als een schaduw heen
Of blijkt een zinsbegoocheling, een dwaling.
Wij hebben voor een uur elkaar te leen,
En tranen zijn de bitt’re afbetaling

Van al wat onherroepelijk verdween –
Al kijk ik straks geheid naar de herhaling.


(uit: Zo klinkt dus weggesmeten geld, uitgeverij Mouria)
Morgen deel II