Ik woon aan de oevers der Zenne,
die heerlijke Brusselse vliet,
elders kan ik niet wennen:
ik vind er mijn gading niet

Eens baadde ik zon op haar boorden
en droomde van Brussels verleên
toen sprak ik deze woorden,
beroerend het nat met mijn teen:

“O, Gij welriekende Zenne,
“Vertel mij van onze stad
“Bijvoorbeeld van Grote Mennen
“Die Brussel vroeger bezat.

“Vertel mij iets van de dagen
“Toen gij getuige waart
“Van oorlogen en tegenslagen,
"Verwoesting te vuur en te zwaard.

“Van de Hollandse bezetting,
“Van België’s moedig verzet,
“Van de Vrijheid aan de ketting
“En hoe die dan toch werd gered."

Toen antwoordde zij verlegen:
“Je m’excuse, heu... ekskuzeert...
 “Jadis je parlais ta langue,
“Maar heb die sindsdien verleerd.”

Log in

Gebruikersnaam en wachtwoord:

Zoeken

Forum Recent

Uit het archief

Pepijn de Korte

714 – 768, Eerste koning der Franken, vader van Karel de Grote
 

Als koning was hij een markant figuur
Zijn moeder noemde hem haar ukkepukje
En was zijn heerschappij van lange duur
Het tegendeel was waar van zijn postuur

Dat leidde wel tot menig ongelukje
De beste man kon immers nergens bij
Dus lazerde geregeld van een krukje
En toen hij oud werd kromp hij zelfs een stukje

Gevoel voor humor had hij generlei
Dus moest je in zijn bijzijn ervoor waken
Dat je maar niets over zijn lengte zei

Vooral niets lolligs, want dan fronste hij
En antwoordde gevat op zulke zaken:
‘Ik laat u graag een kopje kleiner maken’