Stupide voorjaar, koleriek geluid!
Het onkruid schiet gemeen de aarde uit,
mijn grote rozenbed schreeuwt om zijn snoei
en overal drenst speenkruid, schel in bloei.
Het hoge grasveld kijkt mij tergend aan.
Een mol is sarrend door het perk gegaan,
terrassen zitten onder kwelziek mos
en vogels krijsen al mijn weerzin los,
dus van mijn huis met tuin heb ik veel spijt.
In maart reeds baal ik van de wrange plicht
de klussen weer alleen te moeten klaren
en sinds het tieren van de grijze haren
heb ik rond half april steeds spit, wellicht
vandaar dat men ook spreekt van passietijd.
Uit: "De Tweede Ronde", herfst 2004