Passanten staar ik aan met matte blik
Al loop ik door dit grazig groene landschap
En voel ik met de Brabanders verwantschap
Toch tob ik vaak: waar bleef mijn ware ik
Ik sta hier lang te kauwen en herkauwen
En weet best dat ik nuttig ben als vee
(‘k Geef melk voor de consumptiemaatschappij)
Maar in mijn ziel voel ik geen pais en vree
Dit eng bestaan gaat me al meer benauwen
Het gras, het hek, de boer vaak onbehouwen
Ik leef toch niet alleen voor melkerij
Wat ik in wezen ben, telt hier niet mee
Als koe word ik geleefd, ik ben niet vrij
Ik ben niet vrij, passanten staar ik aan