Na een lange stilte is er weer een bundel verschenen van Lévi Weemoedt.
Reden genoeg om door dat pestweer naar de erkende boekhandel te gaan.
Maar de kilte die in de botten kruipt na lezing blijkt duidelijk aan het klimaat te liggen en niet aan de Pietpaaltjenssfeer die we gewend zijn van de schrijver.
Hij is in de bijna veertig jaar na het verschijnen van zijn eerste bundel uitgegroeid tot de zure oom die op verjaardagsfeestjes verongelijkt kijkt omdat niemand om zijn grappen lacht. Hij is het duidelijk kwijt en dat is jammer.
Het boekje voorziet helaas niet in een behoefte. Op mededelingen als: ‘Ze zeggen wel dat maart de maand is/ die speciaal door God gemaakt is/om iemand die nooit de jenever aanraakt/een idee te geven hoe een kater smaakt’ zit ik niet echt te wachten. Evenmin raak ik ontroerd door woordspelingen van dit kaliber:

GOEDKOPE VLUCHT

Moet je
ver?

Vlieg Ordin-
Air!

Of:

NIEUWE BERIJMING

De tekst is van
Huub Oosterhuis

Dus vóór het zingen
de kerk uit!

Hoe inhoudelijk correct dit advies ook is.
Hier en daar flakkert nog even het oude vuur en herkennen we de Weemoedt van vroeger, maar de pareltjes die dit oplevert zijn te weinig in getal om er een fatsoenlijk snoer van te rijgen die een bundel rechtvaardigt:

          GRAFSCHRIFT

De Heer is mijn Herder

          Bekijk
            het
           maar
          verder

Nee, helaas geen aanrader. Het enige wat ik aan kan raden is om in de erkende boekhandel, als je daar toch bent, het bundeltje ter hand te nemen en snel de paar leuke versjes  te lezen, zodat je toch met een lichte glimlach de grijze buitenlicht tegemoet treedt. Maar verder:

Wanneer ik zometeen naar de wc moet
spoel ik het door, al is het ook vol weemoed


Lévi Weemoedt Met enige vertraging
Nijgh & Van Ditmar
ISBN 978 90 388 9945 9
E 15,00

Log in

Gebruikersnaam en wachtwoord:

Zoeken

Forum Recent

Uit het archief

Ongevraagde zinnen (Rondeel)

Vermorzel alle ongevraagde zinnen,
de woordbrij die ik van het leven kreeg.
Ze brengen onrust in mijn hoofd teweeg,
een stormloop op mijn transen en mijn tinnen.
 
Hij sloop heel ongemerkt bij mij naar binnen,
de klankenkliek die sindsdien nimmer zweeg.
Vermorzel alle ongevraagde zinnen,
de woordbrij die ik van het leven kreeg.
 
Ach, kon mijn moede hoofd opnieuw beginnen,
dan was mijn bovenkamer stil en leeg,
beloftevol als ongerezen deeg,
en smetteloos als versgesteven linnen.
Vermorzel alle ongevraagde zinnen.