de maan ontvangt haar licht van´t ijs terug
de einder lokt, ik schaats hem tegemoet
gedragen door de wind, zoals het moet
gedroomde vleugels heb ik op mijn rug

het licht van dorp en stad is ver van mij
meer levensteken is er niet dan dat
en nooit was ik in eenzaamheid zo blij
ik weet niet meer van 't peilloos diepe gat

dan schuiven wolken donker voor de maan
en slaan een wak, mijn euforie gaat uit
ik weet niet meer hoe verder nu te gaan

volstrekte wanhoop, vreugde zonder grief
onscheidbaar koppel, polen noord en zuid
ik ben nu eenmaal manisch-depressief
 

Log in

Gebruikersnaam en wachtwoord:

Zoeken

Forum Recent

Uit het archief

Tegenzet



een vrouw als ik, zo kien en fijnbesnaard
zal nooit een man op wrede wijze slaan

met woorden, zoetgevooisd en heel bedaard
krijg ik, hetgeen ik wens wel voor elkaar
ik zet hem op een voetstuk, langzaamaan

zijn ego groeit, een man zo trots van aard
laat ik niet naar de gallemiezen gaan
al staat een kind niet op zijn repertoire

ik biecht; die pil schat, heb ik weggedaan
hij grijnst; ik ben geholpen, halfweg maart



* schaduwvers, zie:http://www.lettertempel.nl/gedicht?storyid=35074