hoe eenzaam kun je zijn, omringd door mensen
als man een waardeloze entiteit
of, erger nog wellicht, in tweezaamheid
miskend en onbemind in al je wensen
een schuilplaats heb je niet in tweeverband
je wordt misschien verstolen diep gehaat
maar vrouwlief hangt een mantel om haar kwaad
die van een liefde, hard als diamant
ze stapelt kolen brandend op je hoofd
al weet je toch: mijn spijt wordt niet geloofd
en ongemerkt verkilt bij jou het hart
je duwt haar strelen weg, zo langzaamaan
en slaat geen acht meer op die ene traan
gelooft geen woord van haar oprechte smart