Haar Surinaamse vlag met stront besmeurd, de fraaie winkelramen ingekegeld door een racistisch zootje ongeregeld dat wezenlijk haar leven had verscheurd.
Toch wilde ze nog werken voor haar kind, dus stond ze pal maar angstig voor haar winkel en op die dag kwam wéér zo’n boerenkinkel met grof geschut en zij ging door het lint.
Ze joeg haar zoon met spoed de winkel in en griste snel een bezem uit de zaak. Ze sloeg in ’t wilde weg, één klap was raak. Het schorem gaf haar aan en kreeg zijn zin.
Frustrerend voor elkeen en zo hartbrekend dat uitgerekend zij werd ingerekend.